183
5 FEBRUARI 1976
functioneren van de straatverlichting van diverse
gedeelten van Princenhage. Ook deze keer wil ik der
gelijke vragen stellen.
De Rithsestraat vanaf de Turfvaart beschikt
over een drietal straatlantaarns, waarvan er één
het af en toe doet. Deze weg is overigens ontstel
lend duister en op het zeer donkere viaduct hebben
bij tijd en wijle sommige illustere figuren behoef
te aan het houden van een persoonlijke tentoonstel
ling, dit tot overlast van de schoolgaande jeugd
en anderen die van deze weg gebruik moeten maken.
Ook de Rijsbergseweg hult zich in een hinderlijke
duisternis, in het bijzonder de ventwegen en het
aldaar aanwezige viaduct. Deze situaties doen mij
de volgende vragen stellen.
Wil het college op zeer korte termijn de be
staande verlichting aan de Rithsestraat in orde la
ten brengen en uitbreiden tot op zijn minst voorbij
het viaduct?
Willen b. en w. in het overleg met rijkswater
staat, dat zij in verband met mijn vragen over de
verlichting van de ventwegen bij de Liesboslaan pro
beren te voeren, ook de Rijsbergseweg betrekken?
Zou het college een plan willen opstellen waar
mee kan worden voorzien in een fatsoenlijke verlich
ting in de buitengebieden van Breda-West?
De heer OOMEN: Ik zou graag de volgende twee
vragen willen stellen.
1Heeft het college kennis genomen van pers
berichten over het niet mogen deelnemen van
een reclamewagen van het N.V.V. aan de Bre
dase reclame-optocht voorafgaande aan de
carnavalsoptocht?
2. Is het college bereid een bemiddelingspoging
te ondernemen teneinde deelname alsnog mo
gelijk te maken?
Ter toelichting het volgende. Bovenstaande vra
gen worden gesteld gezien de betrokkenheid van het
stadsbestuur bij het gehele carnavalsgebeuren, zowel
in de financiële sfeer als jegens Bredase burgers.