11 NOVEMBER 1976 1854
(Avond)
hand is, zonder te trappen naar wie dan ook en
allerminst naar het gemeentelijk woningbedrijf.
Ik ben blij dat mevrouw Van Rooij hierover heeft
gesproken en het verheugt mij ook dat er welge
meende woorden van waardering zijn uitgesproken
door mensen, die dagelijks met deze problematiek
bezig zijn. Wat is er aan de hand? Wij zijn bezig
met een heel ingewikkeld proces, bestaande uit
het "bijtrekken" van de woonsituatie in wijken
die vroeger niet onze aandacht hadden. Als wij
dit splitsen in twee onderdelen kunnen wij de din
gen vrij snel op een rijtje zetten. De renovatie
van oude wijken, welk proces bijna is voltooid,
kost ons handen vol geld; dat heb ik nu zeker al
tien keer in de raad en in de commissie gezegd.
Wij hebben u daar aanvullende kredieten voor ge
vraagd en er zullen nog veel meer aanvullende kre
dieten voor gevraagd worden. Wat is daar namelijk
in grote lijnen aan de gang? Wanneer je met de
bewoners van een bepaalde wijk begint hun huizen
te verbeteren en wanneer je je daarbij moet laten
leiden door de rijksnormering, door Den Bosch en
Den Haag alsmede door de wensen van de mensen,
rijst op een gegeven moment zonder verwijt aan
wie dan ook de vraag: doen wij het wel of doen
wij het niet? Doen wij het niet omdat het niet
onder de subsidieregeling valt of doen wij het
toch? Het zijn de meest knullige aangelegenheden,
van stopcontacten in schuurtjes tot betonplaten
in de achtertuin, die ons in de problemen brengen
U zult van mij nooit horen dat wij ons te royaal
hebben opgesteld, maar op het moment dat de bewo
ners met redelijke wensen kwamen hebben wij deze,
zelfs wanneer zij niet door het rijk werden ge
subsidieerd, gehonoreerd. Wij hebben u dat ook
een keer in de Vestkant en aan het Westeinde la
ten zien. Daarna ontstaat een proces om tot een
eindafrekening te komen met de centrale directie
en de directie in Den Bosch en dat is een kwestie
van heen en weer spelen teneinde zoveel mogelijk
naar die subsidiegevende instanties toe te sturen