11 NOVEMBER 1976 1858
(Avond)
optimaal geïnformeerd. Ik heb geen grof verwijt
aan de landelijke overheid gericht. Het is na
tuurlijk zo dat de landelijke normering voor de
storting per complex in het onderhoudsfonds veel
gemakkelijker ligt voor nieuwbouwwoningen dan
voor na-oorlogse woningen, maar te dien aanzien
kan niemand een verwijt worden gemaakt. Als de pot
voor de oude woningen eerder leeg is, dan is dat
duidelijk.
De heer Houben heeft erop gewezen dat dit
college, deze wethouder en de directeur van open
bare werken verantwoordelijk zijn voor het tot
dusverre gevoerde beleid. Hij betrekt daar ook
alle medewerkende ambtenaren bij en doet dat niet
ten onrechte. Vervolgens vraagt de heer Houben
waarom het bij de woningbouwverenigingen nu alle
maal veel beter gaat dan bij de gemeente? Zij
hebben een veel betere projectbegeleiding, zij
hebben geen gerommel met de huurders enz. enz. Nu
moet men het bloed niet onder mijn nagels vandaan
halen, want met alle respect voor de woningbouw
verenigingen zou ik er toch op willen wijzen dat
zij niet met dezelfde moeilijkheden als de gemeen
te te kampen hebben omdat zij over veel nieuwere
complexen beschikken. Alle oude complexen in Bre
da zijn van de gemeente en daar treedt het euvel
aan de dag. De woningbouwverenigingen hebben
op een enkele uitzondering na praktisch nieuwe
of in ieder geval nieuwere complexen; zij kennen
die problemen dus niet, maar zullen ze ongetwij
feld krijgen. Ik vind het reëel dat wij hetgeen
wij in de nota aan de raad schrijven niet "ter
leringhe ende vermaeck" maar gewoon vanuit een
goede verstandhouding met de woningbouwverenigin
gen doorpraten, want zij krijgen vroeg of laat
met hetzelfde probleem te maken. Zij hébben geen
beter apparaat, zij hebben een goed apparaat net
als wij. Zij hébben geen aanzienlijk lagere kos
ten, zij hebben dezelfde kosten, dezelfde uitga
ven en dezelfde mogelijkheden. Wat de projectbe-
heersing betreft acht ik de mensen van openbare