11 NOVEMBER 1976 1860
(Avond)
Voor beplantingen geldt in feite precies het
zelfde. Ik verwijt het college niets, ik verwijt
de dienst niets en ik verwijt mijzelf niets, maar
het is natuurlijk nogal een variabele aangelegen
heid. In tijden van tegenspoed op financieel ge
bied ben je wel eens geneigd te zeggen dat het
wel wat minder kan, ondanks al je gevoel voor mi
lieubeheer sing voor de waarde van het groen in
de stad en voor het onderhoud dat beplantingen
verricht. Wij doen het nu goed, maar het kan nog
iets minder en dan is het ook goed. Dat is een
houding die op een bepaald moment zeer terecht ge
signaleerd moet worden: ook hier stoppen, ook hier
niet verder, ook hier in je beleidsprogramma te
rugkeren naar het normale onderhoudsniveauDaar
heeft ook een stuk rek in gezeten en misschien
zijn wij te ver gegaan; ik durf dat niet te zeg
gen, maar ook aan beplantingen is evenals aan
de civiel-techniek behoorlijk getornd en ook
daar dient het beleid ter zake te worden bijge
steld
Het is bekend dat er door de droogte schade
is ontstaan. Op het ogenblik is de dienst bezig
met het tegen elkaar afwegen van de plus- en min-
gevolgen van de droogte. De directeur had vanmor
gen een goed voorbeeld, hij zei namelijk dat er
als het droog is minder wordt gemaaid maar meer
water wordt gespoten. Al die dingen liggen finan
cieel op tafel en wij zullen ze alleen nog tegen
over elkaar moeten zetten teneinde u op korte
termijn in de commissie openbare werken te kunnen
etaleren wat die niet voorziene droogte ons juist
in het vlak van de beplantingen met hun kwetsbaar
onderhoudsniveau heeft gekost. U krijgt daar alles
van thuis.
Tegelijk met de heer Houben wil ik de vragen
van zoveel mogelijk andere sprekers trachten te
beantwoorden. Laten wij het fijn houden door de
binnenstad niet "dood te praten" doch ons tot de
actuele vraagstelling te beperken. Ik heb de in
druk maar als dat niet zo is moet u het