12 NOVEMBER 1976. 1871
(Middag)
Aan de orde is de voortzetting van de behandeling
van:
de portefeuille ruimtelijke ordening, openba
re werken en volkshuisvesting.
Wethouder VAN DUN: Mijnheer de voorzitter. Ik
wil me niet met de orde bemoeien, maar ik begrijp
niet waarom het terugkomen op onderwerpen die in
de beantwoording zijn vergeten, speciaal voor deze
portefeuille zou gelden. Ik doe mijn best alle vra
gen te beantwoorden; dat heb ik in het verleden ge
daan en dat zal ik blijven doen.
De VOORZITTER: U hebt het niet goed begrepen.
Wethouder VAN DUN: Dat is dan mijn fout.
In mijn beantwoording was ik gisteravond om
elf uur toegekomen aan de opmerkingen die de heer
Houben en anderen over het openbaar vervoer hebben
gemaakt. De heer Houben heeft gevraagd of er nu
absolute zekerheid over de rijksbijdrageregeling
bestaat. Uit de Kamerbehandeling hebben wij opge
maakt dat de minister van plan is steden waar het
openbaar vervoer is "uitbesteed" op gelijke wijze
te behandelen als steden met eigen openbaar vervoer.
Formele zekerheid met betrekking tot subsidiëring
heeft Breda nog niet bereikt. Dit betekent ik
kom dan op de twee andere vragen van de heer Hou
ben dat het perspectief ons nog niet geheel dui
delijk is, maar dat in ieder geval elke wijziging
in de lijnvoering aan de goedkeuring van de minis
ter onderworpen is. We kunnen er eigenlijk op re
kenen dat de minister te kennen zal geven dat hij
een uitbreiding van de lijnvoering, die misschien
nodig wordt geacht maar die op langere termijn de
rijksbijdrage zou verhogen, niet zal goedkeuren.
Ik heb de raad reeds eerder meegedeeld dat dit bij
voorbeeld aan de orde is bij de ontwikkeling van
het plan-Princenhage-West I: een normale bediening
van het openbaar vervoer is van groot belang, maar
wij moeten deze tot stand brengen door middel van