12 NOVEMBER 1976. 1879 (Middag) toezegging gedaan. Wij zullen in overleg met het bureau voorlichting onderzoeken of iets dergelijks mogelijk is. Door mevrouw Van Rooij is namens de fracties van C.D.A. en V.V.D. een voorstel tot begrotingswij ziging ingediend, waarmee ik aan een "prikkelpunt" ben toegekomen. De beide fracties hebben, als ik het goed begrijp, geconstateerd dat er in de con cept-begroting als kapitaallasten voor 1,5 mil joen een bedrag van 168.869,voorkomt en zij zijn van mening dat dit bedrag naar de post "on voorzien" moet worden overgebracht. Ik kan mij voor stellen dat dit is ingegeven door de overweging dat wij deze verplichting jarenlang in de begroting hebben opgenomen, zonder dat het provinciaal bestuur rekeningen aan de gemeente Breda heeft gezonden. Aan de andere kant dient men te bedenken dat de raad halverwege de jaren '60 heeft besloten in de kosten van de aanleg van het Mark/Wilhelminakanaal te participeren. Destijds werd een bedrag van 1,5 miljoen geraamd en er zijn inderdaad geen rekeningen gestuurd, terwijl het bedrag wèl van jaar tot jaar in de begroting wordt opgenomen. Ik moet de raad er echter van op de hoogte stellen dat deze hele zaak het college de keel begint uit te hangen en dat wij het provinciaal bestuur een half jaar geleden hebben voorgesteld gezamenlijk orde op zaken te stellen. Niet alleen zullen er namelijk ongetwijfeld rekeningen worden ingediend die moeten worden betaald, maar bovendien zal het betrokken bedrag door het verstrijken der jaren hoger zijn geworden Nadat wij de procedure zelf op gang hadden ge bracht, heb ik namens het college een gesprek ge voerd met de betrokken gedeputeerde, de heer Brokx, en het gemeentebestuur van Oosterhout. Naar mijn verwachting is het niet uitgesloten dat de provin cie op redelijk korte termijn met rekeningen zal ko men. Desondanks zouden wij dan volgens het amende ment het desbetreffende bedrag naar de post "onvoor zien" moeten overbrengen. Ik kan mij voorstellen

Raadsnotulen en jaarverslagen

Breda - Notulen van de gemeenteraad | 1976 | | pagina 1879