12 NOVEMBER 1976. 1881
(Middag)
gematst. Ik vraag mij af of hier nu niet een derge
lijk geval in het geding is. De wethouder heeft
gezegd dat de bedragen die voor te verwachten uit
gaven in verband met het Mark/Wilhelminakanaal zijn
uitgetrokken, in feite te laag zijn, hetgeen ons
bekend is. Hij heeft betoogd dat die bedragen wel
naar de post "onvoorzien" kunnen worden overge
bracht, maar dat dit eigenlijk niets betekent aan
gezien ze dan onmiddellijk zouden moeten worden ge
blokkeerd. Wanneer het C.D.A. toch van het geblok
keerde geld iets wil afhalen, kan daar volgens de
wethouder misschien over worden gepraat. Ik begrijp
het nu niet meer. Er is geen geld beschikbaar en
er is zelfs te weinig uitgetrokken en toch wil de
wethouder het wel voor iets anders gebruiken. Mis
schien kan de heer Van Dun of de heer Broeders een
nadere verklaring geven, want het is niet duidelijk.
Wethouder VAN DUN: Ik probeer het nou net zo
duidelijk mogelijk te vertellen, maar misschien heb
ik het moeilijker voor u gemaakt.' Als twee normale,
fatsoenlijke en in de raad vertegenwoordigde par
tijen een amendement indienen, moet daar mijns in
ziens inhoudelijk op worden ingegaan. Daar ben ik
mee bezig en ik kom tot een vertaling van de kant
van het college, namelijk dat het amendement in
feite inhoudt als men posten tegen elkaar weg
schrapt dat een bedrag van 90.000,uit de
post "onvoorzien" ter beschikking wordt gesteld
voor de verbetering van het leefmilieu in de Chas-
sébuurt. Ik zie daarbij af van het Mark/Wilhelmina
kanaal en ik meen dat dat geen "matsen" is maar een
manier om de situatie in boekhoudkundig opzicht aan
de raad duidelijk te maken. Als echter wordt voor
gesteld het bedrag voor het Mark/Wilhelminakanaal
naar de post "onvoorzien" over te boeken, ben ik
verplicht erop te wijzen dat het college daartoe
niet kan overgaan wanneer de raad niet tegelijker
tijd begrijpt dat wij dit bedrag in de post "on
voorzien" zullen blokkeren. Ik kom dan tot de in
terpretatie dat het amendement inhoüdt dat uit de