1896 12 NOVEMBER 1976. (Middag) heb ingediend. Hij heeft enkele dingen gezegd waar mee ik helemaal niet uit de voeten kan, bijvoor beeld dat men de vrachtauto's maar op de trein moet zetten. Men zou dat bij wijze van spréken kunnen zeggen, maar aangezien wij hier niet zitten om bij wijze van spreken te praten maar om zaken te doen, kan ik met deze opmerking niet uit de voeten. Ik zou de heer Houben willen vragen of hij heeft ge dacht aan de bewoners van de Rooseveltlaan die al jaren met het probleem opgescheept zitten. Ik ben van mening dat wij naar aanleiding van bepaalde situaties die zijn ontstaan, maatregelen moeten nemen en dat wij niet Gods water over Gods akker moeten laten lopen Naar aanleiding van mijn opmerkingen over de verkeersonveiligheid heeft de wethouder tot mijn vreugde gezegd dat hij met de gedachte speelt om de jeugd die verkeersdiploma's haalt voorwerp van nazorg te maken. Ook de wethouder heeft namelijk geconstateerd dat deze jeugdigen, als zij wat ou der worden, allerlei problemen in het verkeer scheppen. Ik ben het geheel met deze gedachte van de wethouder eens en ik heb er nota van genomen, maar ik heb hem ook nog gevraagd of hij bereid is te denken aan experimenten inzake verkeersgeleiding. Ik heb betoogd dat door middel van dergelijke expe rimenten het verkeer veiliger zou kunnen worden ge maakt en ik heb daarbij gewezen op Rotterdam en andere steden, waar men activiteiten in die rich ting ontplooit. De heer HOUBENIk zal het kort houdenIk heb er behoefte aan terug te komen op opmerkingen die de wethouder gisteravond heeft gemaakt en waarin hij mij verweten heeft dat dat ik geen oog zou hebben voor het feit dat de diensten hun werk goed zouden doen. Wat ik heb willen zeggen maar mis schien is dat onvoldoende uit de verf gekomen -- is dat wij hier in eerste instantie bijeen zijn voor een discussie over een stuk politieke verant woordelijkheid voor het beleid van Breda. Ik acht

Raadsnotulen en jaarverslagen

Breda - Notulen van de gemeenteraad | 1976 | | pagina 1896