1898 12 NOVEMBER 1976.
(Middag)
post bij de dienst beplantingen om daardoor een
stadsvernieuwingscorporatie in het leven te kunnen
roepen. Wij hebben de problematiek van het onder
houd bij de dienst beplantingen genoemd als één van
de vele punten die aan het licht treden, nu blijkt
dat er onvoldoende middelen zijn en onvoldoende
aandacht is geweest voor de onderhoudssituatie in
Breda. Dat geldt voor woningen, civiele werken en
nu ook voor de beplantingen. In dat verband zijn
wij van mening dat je met die "groeistuip" erg
voorzichtig moet zijn. Als wij echter moeten kie
zen tussen beplantingen en een stadsvernieuwings
corporatie, zijn wij, zoals wij bij de behandeling
van de binnenstadsplannen ook al hebben gezegd, van
mening dat op dit ogenblik moet worden gekozen
voor het opstarten van een goede methode om het
wonen in de binnenstad te bevorderen. Daartoe is
een stadsvernieuwingscorporatie, zoals in de nieuwe
wet op de stadsvernieuwing omschreven, een goed
middel.
Het heeft mij bevreemd dat de wethouder de
vraagstelling die wij gisteren met betrekking tot
de renovatieproblematiek van woningen op tafel heb
ben gelegd, niet heeft begrepen. Wij hebben de
stellige indruk gekregen dat de gemeente de bewo
ners tegen zich in het harnas heeft gejaagd, onder
meer door de bijstelling van het huurreglement en
door de toevoeging van een lijst, inclusief de
saneringsmaatregel die daarbij is getroffen. Door
dit alles is het veel moeilijker de bewoners tot
medewerking aan verbeteringsplannen te bewegen.
Bij onze vergelijking met de aanpak van de Bredase
woningbouwverenigingen hebben wij natuurlijk geen
nieuwe complexen maar vergelijkbare na-oorlogse
complexen in ogenschouw genomen.
Tot slot zou ik nog iets over de door de heer
Van Duijl ingediende motie willen zeggen. Inderdaad
veroorzaakt de zuidelijke rondweg veel overlast;
ook persoonlijk ondervind ik daar last van. De mo
tie is bij ons in studie. Wij geloven niet dat door
een verschuiving van de problematiek naar het