1926 12 NOVEMBER 1976. (Middag) al uiteengezet hoe onze opvattingen over de schrij nende ongelijkheid zijn: velen zijn afhankelijk van en overgeleverd aan de willekeur en het beslis singsrecht van een kleine groep. De vrije onderne mingsgewijze produktie, zo heeft de heer Crul be toogd, is de wortel van alle kwaad; ook in Breda heeft het vrij spel der economische krachten een competitiestrijd tot gevolg die over de ruggen van de werknemers wordt uitgevochten. In het bedrijfs leven hoor je vaak zeggen dat het teruglopen van de winsten de oorzaak van de werkloosheid is. Uit de winsten, zo wordt dan betoogd, moet het bedrijfs leven investeren en door de investeringen komen extra arbeidsplaatsen tot stand. Dit nu heeft te maken met het systeem van de vrije ondernemingsge wijze produktie: het staat de bedrijven vrij zelf te beslissen wat er wordt geproduceerd en waar dat gebeurt. Voor een klein gedeelte kan de overheid door middel van wetgeving invloed uitoefenen. Ook de inhoud en de kwalificatie van het onderwijs moe ten worden aangepast aan de manier waarop onderne mers wensen te produceren. De arbeidskracht moet geschikt zijn voor de functie die de ondernemers in hun produktie nodig hebben. Voor de investerin gen is het van groot belang dat de beslissingen daarover niet meer worden genomen door de onderne mers en kapitaalverschaffers maar dat de gemeen schap zelf mede oordeelt over de vraag welke behoef ten het belangrijkste zijn en wat er dus moet wor den geproduceerd. De overheid moet in dezen een be langrijke controle hebben. De wethouder heeft naar ik aanneem namens het college -- op onze opmerkingen gereageerd door ze als nonsens en kretologie te bestempelen. Bij zulke uitlatingen lopen mij de rillingen over de rug. Hieruit concludeer ik hoe b. en w.namens wie de wethouder heeft gesproken, over de huidige problematiek denken; zij drukken liever de mensen de vernieling in dan mee te helpen de wortel van alle kwaad aan te pakken en de zaak nader te onder zoeken. Als amateur-raadslid kan ik dit niet met

Raadsnotulen en jaarverslagen

Breda - Notulen van de gemeenteraad | 1976 | | pagina 1926