1928 12 NOVEMBER 1976.
(Middag)
dat terwijl elke actieve man of vrouw van vandaag
op morgen bij de andere groep terecht kan komen!
Om deze problematiek op te lossen zijn samenhangen
de maatregelen op velerlei terrein nodig: op het
gebied van de economie, op sociaal terrein, op on
derwijsgebied etc. Hier ligt niet alleen een taak
voor de functie economie maar voor het gehele be
leid op alle terreinen. De gehele bevolking, inclu
sief het bedrijfsleven en met een extra accent op
de besturen, landelijk, provinciaal en plaatselijk,
heeft hier grote verantwoordelijkheid.
In welke richtingen dienen mogelijke oplossin
gen nu te worden gezocht? Herwaardering van de fac
tor arbeid ten opzichte van de factor kapitaal? Het
herverdelen van saai werk, werk onder stress en
zwaar werk en het eerlijker verdelen van beschik
baar werk? Het tegelijkertijd scheppen van mogelijk
heden om op andere wijze dan via de bekende betaal
de produktie en dienstverlening een bijdrage aan de
maatschappelijke ontwikkeling te leveren? Het be
trekken van de bevolking bij het bestuur, de sociale
opbouw van de wijk etc.? Uitbreiding van scholings
mogelijkheden die niet direct op deelname aan het
produktieproces gericht zijn?
Mijnheer de voorzitter. Ik zie u en mis
schien ook de wethouder al denken: "Komt Breda
nog aan de beurt?" Wij zijn echter van mening dat
Breda al aan de beurt is, want alles wat wij hier
naar voren hebben gebracht behoort naar onze me
ning onderdeel van een gemeentelijk beleid te zijn,
ook op het gebied van de werkgelegenheid. Wij zul
len het college straks dan ook vragen een nota in
zake de werkgelegenheid op te stellen waarin deze
punten zijn opgenomen.
In Breda wordt al gedurende een aantal jaren
een beleid opgebouwd door middel van nota's en
studies. Ik denk hier aan de nota werkgelegenheids
beleid 1973, de nota "additionele werkterreinen",
de kantorennota 1975 en de N.EI-studie 1976. Hoe
wel wij voor deze nota's en studies veel waardering
hebben, zijn wij van mening dat het geheel nog eens