12 NOVEMBER 1976. 1933
(Middag)
speelt voor ons een zeer grote rol, omdat juist
een groot deel van de structurele werkgelegenheids-
problematiek zich hier concentreert.
Ook Breda krijgt zijn aandeel hierin. In de
nota werkgelegenheid 1973 wordt ervan uitgegaan dat
er zorg voor zal kunnen worden gedragen dat de be
roepsbevolking ook in de komende jaren arbeidsplaat
sen kunnen worden aangeboden. Het is de vraag of we
dit nog staande kunnen houden. Omdat de werkgelegen
heid op dit moment maar ook voor de toekomst voor
de gehele Bredase bevolking een zeer zorgelijk punt
is, dient een werkgelegenheidsbeleid voor de gehe
le bevolking te worden gevoerd. Het gemeentelijk
werkgelegenheidsbeleid is gebaseerd op de nota 1973,
waarvan wij evenals de St.A.R. van mening zijn dat
zij opnieuw op haar beleidsuitgangspunten moet wor
den getoetst. Hoe staat het met het acquisitiebe
leid? Wanneer komt daarover een nieuwe nota? Moeten
de criteria voor selectieve werkgelegenheidspoli-
tiek niet opnieuw worden getoetst?
Er stond een artikel in De Stem van 23 oktober
jl. waarin melding werd gemaakt van eventuele werk
gelegenheid voor 27.000 mensen door middel van de
aanleg van een gigantisch industrie-eiland; het per
soneel zou binnen een straal van 150 km. moeten
worden gezocht. Als ik dat verhaal lees, krijg ik
de rillingen. Het verslag is namelijk gebaseerd op
cijfers van het centraal planbureau, dat voorspelt
dat over tien jaar Brabant en de omgeving van Breda
het hoogste arbeidsoverschot van Nederland zullen
hebben. Het planbureau concludeert dat de vraag naar
arbeidskrachten in de industriële sector in West-
-Brabant gepaard gaat met een sterke aanwas van
mannelijke werknemers tussen 1975 en 1980. Waar
moet dit heen?
Het overleg met de buurgemeenten vindt ondanks
een mager initiatief van het stadsgewest geen door
gang. Iedereen probeert voor zichzelf te zorgen,
Breda voorop. Men concurreert en legt industrieter
reinen aan, alsof we ruimte genoeg hebben. Breda
zou in dezen zijn taak moeten zien en overleg met