1946 12 NOVEMBER 1976.
(Middag)
sportbeoefening is uiteraard een element dat in de
behartiging van de belangen van de beoefenaars van
recreatiesport meespeelt. Dat we, indien we zo ver
komen want we zijn eigenlijk nog niet zo ver
afspraken met de verenigingen moeten maken, lijdt
geen twijfel. Ik heb liever dat de verenigingen
zelf recreatieve afdelingen gaan oprichten, zodat
een en ander beter kan worden geregeld, maar in
hoeverre de verenigingen daartoe bereid zijn, is
mij op dit ogenblik niet bekend. Ik weet wèl dat
het N.W.I.T. een onderzoek naar de behoeften aan
recreatieve sportbeoefening aan het instellen is,
doch dat onderzoek is op dit ogenblik nog niet af
gerond.
Naast grote moeten er ook kleine speeltuinen
zijn; het is geen kwestie van "of" maar van "en".
Wij weten dat de actieradius van kleinere kinderen
veel geringer is dan van grotere en daaruit volgt
dat de kleinere speeltuinen in de directe woonom
geving moeten liggen. Het daarmee samenhangende
beleid is in de speelbeleidsnota compleet uiteenge
zet en het is zeker niet het gaval dat wij aan de
grote speeltuinen een grotere waarde zouden toeken
nen dan aan de kleinere.
Vervolgens nog iets over de zwembaden. Het
werkelijk bezoek aan het zwembad de Wisselslag is
duidelijk achtergebleven en ik denk dan in het bij
zonder aan het bezoek van scholen voor zover deze
het zwemmen niet tot hun normale pakket rekenen.
Het gevolg zal waarschijnlijk zijn dat wij de raad
gaan voorstellen het tarief voor de Wisselslag te
verlagen, zodat het op een hoogte komt te liggen
waarbij het naar onze mening betaalbaar is. Dat
het huidige tarief te hoog zou zijn, is voor wat
de bezoekcijfers betreft nog steeds niet duidelijk
We hebben daar in de commissie al eerder over "ge
stoeid" en ik weet me in ieder geval een discussie
met de heer Welschen te herinneren. Uiteraard is
het bezoekersaantal gunstig door het bijzonder
mooie weer beïnvloed. Omdat ook het college weet
dat in dezen voorzichtigheid moet worden betracht.