1954 12 NOVEMBER 1976.
(Middag)
maatschappelijke ontwikkelingen op ons af, zoals
een economische crisis, bepaalde denkbeelden over
herverdeling van arbeid, enz., enz.. Tegen die ach
tergrond vind ik het enigszins vreemd dat ik gere
geld hoor zeggen dat de uitgangspunten van de nota
van 1973 moeten worden gehandhaafd. Wij vinden
en de St.A.R. deelt die mening dat opnieuw moet
worden gesproken over de uitgangspunten, over het
pendelvraagstuk en over werkgelegenheid voor iede
re bewoner van de stad. Ik ken niet alle cijfers,
maar als ik bijvoorbeeld kennis neem van persberich
ten, trek ik de conclusie dat er over allerlei din
gen moet worden gesproken. Op een gegeven ogenblik
moet je de kracht hebben om tot toetsing over te
gaan. In de commissievergadering waarin het N.E.I.-
-rapport werd besproken heb ik de vraag gesteld
wat het resultaat zou zijn geweest, als de uitgangs
punten van 1973 anders geformuleerd waren. Het ant
woord van de zijde van het N.E.I. was dat het heel
interessant zou zijn geweest te zien tot welk resul
taat andere uitgangspunten zouden hebben geleid.
Wethouder VAN GRAAFEILANDDat laatste heb ik
de heren van het N.E.I. niet horen zeggen. Overi
gens wijs ik erop dat de nota werkgelegenheidsbe
leid 1973 door drie andere nota's over deze sector
is gevolgd, waarin een evaluatie heeft plaatsgevon
den van de uitgangspunten op basis waarvan het werk
gelegenheidsoeleid wordt gevoerd. Bovendien hebben
wij het N.E.I. een volstrekt objectief en onaf
hankelijk onderzoeksorgaan uitgenodigd om een
onderzoek te verrichten en is bij dat onderzoek
door het N.E.I. geconstateerd dat de gemeente Bre
da binnen de mogelijkheden het beste werkgelegen
heidsbeleid voert. Ik vraag me dan ook af waarom
we nu zo nodig op ieder moment weer andere nota's
moeten schrijven. Kort geleden, in juli 1976, is de
nota werkterreinen verschenen en van nog latere
datum dateert de kantorennota. Naar mijn gevoel
hebben wij de hele zaak daarmee weer voor enige
tijd "afgedekt."