1956 12 NOVEMBER 1976. (Middag) De heer VAN BANNING: Ik zou graag in de rich ting van de federatie van fracties van P.v.d.A. en P.P.R. het navolgende willen zeggen. Als zij meent dat er zó veel nieuwe elementen zijn, zou zij zich niet moeten beperken tot het noemen van een aantal onderwerpen die zij graag in de commissie behandeld zou zien. Zij zou mijns inziens doeltreffender werk kunnen verrichten door een studie te ondernemen en het resultaat daarvan aan de commissie economische zaken aan te bieden. Blijkt alsdan dat er zó veel nieuwe gezichtspunten zijn, dat er aanleiding is tot het beleggen van een extra raadsvergadering, dan zou de gehele commissie in die richting kunnen adviseren. Overigens ondersteun ik de opvattingen die de wethouder terzake heeft weergegeven. De heer DREEF: Ik word er niet voor betaald om dit soort studies te verrichten.' Wij hebben niet de mankracht en de kennis om een studie, zoals door de heer Van Banning wordt bedoeld, te ondernemen. Daar is een ander instituut voor. Er komen persbe richten en andere publikaties op ons af, die wij aan de hand van een maatschappelijke visie bekij ken. Ik ben van mening dat over bepaalde uitgangs punten met de wethouder, de commissie en vervol gens met de raad zou moeten worden gesproken. De heer VAN BANNING: Er is een zeer uitgebrei de studie verricht die een aanzienlijk bedrag heeft gevergd. Deze studie is besproken en ik meen dan dat in dit opzicht alles is gedaan wat er op dit ogenblik te doen is. De VOORZITTER: Wil de heer Van Graafeiland zijn betoog nu vervolgen? Wethouder VAN GRAAFEILAND: Dit lijkt mij een geschikt ogenblik om in te gaan op de motie waarin de elementen worden genoemd op basis waarvan de linkse partijen van mening zijn dat er een nieuwe nota zou moeten komen. Ik zou de raad willen

Raadsnotulen en jaarverslagen

Breda - Notulen van de gemeenteraad | 1976 | | pagina 1956