1958 12 NOVEMBER 1976. (Middag) wethouder, die althans in de vergaderingen die wij hier hebben meegemaakt uiterst streng optreedt. Hij pleegt steeds aan te geven op welk terrein hij zich met het beleid ten aanzien van economische zaken wil bewegen en te zeggen dat men goed moet beseffen dat hij daar niet buiten wil gaan. Nu hebben wij enige punten aangegeven, waarvan wij het gevoel hebben dat ze in een gemeentelijk beleid moeten gaan meespelen. Ik zou graag willen dat die punten ergens eens duidelijk aandacht zouden krijgen, want tot nu toe zijn ze voortdurend vooruit geschoven. Gezegd wordt telkens dat we de punten nader moeten uitwerken, dat we ze nog eens opnieuw aan de orde moeten stellen, dat de vakbeweging ze te berde zou moeten brengen etc.in feite krijgen we echter geen kans om met deze punten aan de bak te komen Ik vind dit geen juiste gang van zaken en ik ben van mening dat de andere fracties hun verantwoorde lijkheid te dien aanzien zeer goed zouden moeten kennen. Ik hoop dat de punten die we inbrengen nu eens niet iedere keer als landelijk of als iets anders worden bestempeld. We zouden in een goede discussie gezamenlijk moeten bepalen wat tot de landelijke taken behoort en wat er op gemeentelijk niveau mogelijk is. We moeten ons niet baseren op het gevoel of op feiten die de wethouder binnens kamers kent: nu er twijfels bij een aanzienlijk deel van de raad blijken te zijn, moeten we in de raad eens gezamenlijk vaststellen hoe het zit. De heer VAN BANNING: Het is bepaald niet zo dat de wethouder voor mij regels stelt ten aanzien van de manier waarop ik moet denken; dat is een on juiste veronderstelling. Bovendien zou ik willen zeggen dat we onze eigen verantwoordelijkheden be slist wel kennen en dat de heer Welschen daar geen opmerking over hoeft te maken. Ik geloof echter dat het bij de federatie wel eens aan een zekere realiteitszin ontbreekt, hetgeen diep te betreuren is.

Raadsnotulen en jaarverslagen

Breda - Notulen van de gemeenteraad | 1976 | | pagina 1958