12 NOVEMBER 1976. 1959
(Middag)
De heer DREEF: Ook in het kader van het Etna-
debat?
De VOORZITTER: Nu gaan we eerst eens proberen
de heer Van Graafeiland weer te volgen. Ik geloof
dat het nu de realiteit is dat hij de kans moet heb
ben zijn beleid na alle gestelde vragen te verdedi
gen
Wethouder VAN GRAAFEILAND: Ik zou nog nader op
de motie willen ingaan. De daarin genoemde "gevol
gen van de economische recessie" en de "gevolgen van
Breda-groeistad" maken deel uit van de nota. "Lande
lijke nota's met betrekking tot werkgelegenheid en
ook provinciale nota's" maken deel uit van het werk
gelegenheidsbeleid van de gemeente; nagegaan wordt
of dergelijke nota's tot wijziging van het beleid
leiden. Wanneer wordt gepleit voor "beleidsmaatre
gelen in andere sectoren dan economische zaken al
leen" houdt dit in feite in dat een integraal be
leid moet worden gevoerd, waarbij hetgeen in mijn
sector wordt gedaan dient te worden afgestemd op
wat in andere sectoren in het bijzonder die van
de ruimtelijke ordening, de volkshuisvesting en het
onderwijs gebeurt. Ook wat dat betreft is er naar
mijn mening geen probleem te onderkennen. Over
blijft dan nog het punt "nieuwe inzichten met be
trekking tot eerlijker verdeling van arbeid." Ik
laat in het midden of er nieuwe inzichten zijn,
maar als ze er zijn, hebben zij betrekking op een
vraagstuk dat op een ander niveau dan het gemeente
lijk niveau moet worden behandeld. Ik heb derhalve
geen behoefte aan een nieuwe nota en evenmin behoef
te aan een nieuwe raadsvergadering ter bespreking
van de werkgelegenheid.
Ik zie voorts geen enkele noodzaak tot of be
hoefte aan de instelling van een"stedelijke advies
raad werkgelegenheid"Wij hebben diverse contacten
met alle "participanten": met het midden- en klein
bedrijf, met de industrie en met de werknemersorga
nisaties. De contacten verlopen ieder voor zich