1966 12 NOVEMBER 1976.
(Middag)
dat zij bijzonder prettig samenwerken met een wet
houder die enthousiast is en vooral ook kennis van
zaken heeft. Ik geef dit even door en ik neem het
trouwens ook graag voor mijn rekening; het is in
ieder geval ook de opvatting van de fractie van het
C.D.A.
Ik zal vervolgens een zeer korte samenvatting
geven van wat de heer Gielen in een vrij lang ver
haal heeft opgeschreven. Hij begint met ons eraan
te herinneren dat bij de vorige begrotingsbehande
ling de nota "Van cultuur naar kuituur" nog niet
ter sprake was gekomen. Hij is van mening dat deze
door de raad goedgekeurde nota een werkstuk is waar
de afdeling culturele zaken en wij mee vooruit kun
nen. Verder heeft de heer Gielen nog eens nagegaan
wat er in de afgelopen jaren is gebeurd. In dat ver
band noemt hij de bibliotheek die naar een ander
gebouw gaat; hij wijst erop dat de muziekschool
niet zoals we hadden verwacht naar een goed nieuw
gebouw zal gaan, maar dat het aanbrengen van veran
deringen in het bestaande gebouw de situatie voor
de muziekschool toch wel goed zal maken. De heer
Gielen noemt voorts het cultureel centrum de Beyerd
dat zich steeds meer openstelt voor de bevolking,
alsmede een aankoop- en opdrachtenbeleid dat steeds
beter gaat functioneren. Hij denkt aan de contacten
met de Beeldenaar, aan de stadsschouwburg en aan de
problemen ten aanzien van de eventuele verbouwing
van de stadsschouwburg die naar zijn mening en naar
ons aller mening wel zeer urgent worden. Nog even
roert de heer Gielen de problemen rond het museum
aan die nog niet zijn opgelost maar waar wel de no
dige aandacht aan is besteed. Vervolgens rept hij
van de restauraties van monumenten en als laatste,
maar zeker niet minst belangrijke punt vermeldt hij
de instelling en de bezetting van de commissie ex
artikel 62 voor cultuur en de commissie ex artikel
61 voor het cultureel centrum de Beyerd.
De heer Gielen zou in eerste instantie twee
grote vragen en nog enkele vragen willen stellen.
In de eerste plaats heeft hij moeite met de Grote