12 NOVEMBER 1976 1985
(Avond)
in een achterstandsituatie verkeren. Ik wijs er
nogmaals op dat het daarbij niet van belang is
door welke oorzaak bijvoorbeeld het sociale
milieu of de nationaliteit de achterstand op
treedt; het gaat erom dat hier de prioriteit wordt
gelegd. Ik geloof dat we op dit punt nu wel elk
misverstand hebben uitgebannen en dat we hierover
niet meer hoeven te vechten: we zullen hiermee in
onze opzet rekening moeten houden, niet alleen
omdat ons zulks is voorgeschreven, maar ook omdat
het grosso modo overeenkomt met de lijn die we
hebben uitgezet.
De heer Visser heeft gewaarschuwd voor het
missen van de boot, waarmee ik meteen op het ge
bied van het betoog van de heer Hendriksen kom,
aan wiens woorden ik straks uiteraard nog ruimere
aandacht zal besteden. Natuurlijk moeten we de
boot bepaald niet missen en dat zal naar mijn
oordeel ook niet gebeuren, aangezien het proces
al vrij ver gevorderd is. Ik leg mijn oor wel
eens elders te luisteren en ik heb in mijn uit
eenzetting tijdens de algemene beschouwingen in
tweede instantie al gezegd dat sommige gemeenten
op ons voorliggen, maar dat ook een scala van ge
meenten kan worden genoemd die oftewel helemaal
vast zitten, oftewel nog geen activiteiten op dit
gebied hebben ondernomen. Als voorbeeld van een
gemeente die op ons voorligt kan Goes worden ver
meld, een gemeente die ongeveer koploopster is.
Ook in Friesland heeft men een en ander al goed
in de steigers staan, maar daar staat dan weer
tegenover dat men in vele gemeenten nog niets
heeft ondernomen of niet weet waar men over moet
praten. Van laatstbedoelde categorie hoef ik naar
ik meen geen voorbeelden te noemen. Ik volsta er
mee te constateren dat we met het proces een eind
op weg zijn. Ik hoop dat wij het proces door er
onze schouders onder te zetten kunnen oppakken en
verder brengen en ik heb op dit ogenblik geen en
kele indicatie voor de verwachting dat we de boot
zouden gaan missen. Daarmee wil ik niet zeggen