12 NOVEMBER 1976 2019 (Avond) lijnen hun reacties naar voren brengen. Die vorm van inspraak doet ons nogal formeel en ambtelijk aan. Wanneer de burgerij zoals in het verleden voortdurend is gebleken op dit soort inspraak nauwelijks reageert, rijst de vraag of dat niet had kunnen worden voorzien. Weliswaar bestaat naar ik meen de helft van de Nederlandse bevolking uit mensen die ervaring in ambtelijke diensten hebben, maar die andere helft die je voor inspraak aan schrijft heeft dat niet. Kunt u niet voorzien dat deze tamelijk ambtelijke manier van werken bij de burgerij niet erg zal aanslaan? Onze conclusie tot op dit moment is dat dit soort inspraak weinig re sultaten heeft opgeleverd, niet doordat de burger onwillend is, maar doordat hij door de overheid niet op de juiste wijze is benaderd. Een andere inspraakpraktijk van dit moment is dat het college met topjes van organisaties spreekt. Dat is voor het college en voor de ambte naren een welkome uitbreiding van het bestuurlijk overleg en als zodanig waarderen we het ook wel, maar het heeft met inspraak in de praktijk bijzon der weinig te maken. Het is een erg slim, misschien wel een tè slim, spelletje van een overheid als zij op deze manier aan het werk gaat. Onder het motto "goede wijn behoeft geen krans" stelt men zich in verbinding met een aantal verdienstelijke Bredanaars, gaat men met die mensen overleg ple gen, kroont men ze als het ware tot de overleg partners namens een wijk en legt men de mensen een verantwoording op de nek die ze godsonmogelijk kunnen waarmaken. Hoe hard ze ook werken, ze zul len steeds tegen hetzelfde punt lopen, waar de meeste en misschien wel alle raadsleden telkens voor komen te staan: ik bedoel het verschijnsel dat je eigenlijk veel te vaak namens jezelf of na mens je directe achterban zit te praten. Het is ongewenst dat dit als systeem wordt gebruikt. De heer DEES: Zou ik eens een voorzichtige interruptie aan het adres van de heer Welschen

Raadsnotulen en jaarverslagen

Breda - Notulen van de gemeenteraad | 1976 | | pagina 2019