12 NOVEMBER 1976 2035
(Avond)
en van de cijfers kan ontkennen.
Zonder de raad daarmee te veel te belasten
wil ik een enkel cijfer noemen. Er werden in
Breda in 1975 4.600 misdrijven gepleegd, waarvan
984 inbraken, 2.400 overige diefstallen, 140 ge
weldsdelicten en 342 vernielingen. Deze cijfers
zijn in overeenstemming met het halfjaarlijkse
cijfer dat de heer Kramer heeft genoemd en dat
mij niet bekend was. De heer Kramer heeft een lan
delijk cijfer van 251.000 genoemd en uit bereke
ningen blijkt dat het cijfer in Breda zelfs nog
aan de lage kant is. Daarnaast zou ik nog enige
aandacht aan het oplossingspercentage over 1975
willen besteden: landelijk bedroeg het 29 en in
Breda 56. In zijn motie heeft de heer Kramer mijns
inziens terecht voorgesteld er bij de minister van
binnenlandse zaken moeite voor te doen dat het
politiekorps van Breda zo sterk mogelijk wordt,
in belang van de veiligheid van de burger en een
gelijke behandeling van iedereen. Het is mogelijk
over te gaan tot het zetten van een dergelijke
stap, die overigens natuurlijk ook al eerder is
ondernomen, want in de besprekingen met de minis
ter is herhaaldelijk op dit aspect gewezen. Nog
zeer onlangs heeft de minister elders in het land
extra personeel toegekend, veelal met de bedoe
ling de criminele inlichtingendiensten en de zo
genaamde drugteams te versterken. Als ik dat ele
ment in de brief aan de minister van binnenlandse
mag vermelden, zal de motie naar ik meen tot haar
recht kunnen komen. Als hoofd van de politie, in
welke hoedanigheid ik hier alleen verantwoording
moet afleggen, lijkt het mij juist de motie, als
de raad daartoe bereid is, met deze kanttekening
aan de minister toe te zenden.
In zijn betoog over openbare orde en veilig
heid heeft de heer Crul zeer terecht gezegd dat
de politie een zekere terughoudendheid moet be
trachten. Er zijn aan mijn adres ook wel eens an
dersoortige opmerkingen gemaakt, waarin werd be
toogd dat de politie wat minder terughoudendheid