2036 12 NOVEMBER 1976 Avond ten toon zou moeten spreiden. Ik ben het met de heer Crul eens: er moeten bepaald geen tegenstel lingen worden opgeroepen, maar ik geloof dat dat nu juist de houding is die de Bredase politie heeft aangenomen en die zowel door de commissaris van politie als door mij volledig wordt onder schreven. Er wordt geen grijze middenweg gevolgd, doch er wordt uitgegaan van de realiteit en ik meen dat de houding van de politie in het alge meen het juiste effect heeft. Het is de bedoeling dat het optreden niet te sterk jegens sommigen, maar uiteraard ook niet te slap is. De heer Crul heeft het onderwerp van de bui tenlandse werknemers in de stad aangeduid, waarop ik niet niet helemaal geprepareerd was, maar waarvoor ik beneden mijn correspondentie nog even heb opgehaald. Het door de heer Crul bedoelde op treden van de politie is ingegeven door de aanwe zigheid van illegale buitenlandse werknemers. Ik heb daarover van verschillende kanten correspon dentie ontvangen, die niet geheel openbaar is, maar ik kan in ieder geval meedelen dat ik van morgen van de Stichting Bijstand Buitenlandse Werknemers West-Brabant een brief heb ontvangen waarin dit vraagstuk door de Stichting bij mij aan de orde wordt gesteld. Men vraagt vanwege de Stichting aan mij of men met de commissaris van politie en met mij overleg over deze kwestie mag plegen. Vanmorgen heb ik de Stichting geantwoord dat ik daar erg graag toe bereid ben; op 23 no vember zal ik met een delegatie van de stichting overleg plegen, waarbij mijns inziens een gesprek van twee kanten zal moeten worden gevoerd: de commissaris van politie en ik zullen een verkla ring moeten geven, terwijl de vertegenwoordigers van de Stichting uiteraard de gelegenheid moeten hebben ook hun opmerkingen te plaatsen. De heer CRUL: Kunt u daarover de commissie algemene zaken informeren? De VOORZITTER: Ik dank u voor uw interruptie,

Raadsnotulen en jaarverslagen

Breda - Notulen van de gemeenteraad | 1976 | | pagina 2036