12 NOVEMBER 1976 2039 (Avond) toegestaan: dat is juist het juridisch kader waar in alles moet worden geplaatst. Er gebeurt dus niets zonder dat de gemeente ervan op de hoogte is. Ik weet dat de heer Welschen daar een opmer king over heeft gemaakt; persoonlijk ben ik van mening dat het in dit stadium van de gewestelijke ontwikkeling zeer gewenst is op deze wijze te werk te gaan. Over het inplanten van taken van het stadsgewest hoeft op dit ogenblik in deze raad naar ik meen niet te worden gesproken. Grote waar de moet eraan worden gehecht dat de verantwoorde lijkheden van de gemeenten worden gescheiden van de verantwoordelijkheden van het stadsgewest in het samenwerkingsverband. Een en ander houdt in dat de motie kan worden doorgegeven aan het dagelijks bestuur van het stadsgewest, opdat ook de gewestraad ervan in ken nis wordt gesteld. De heer WELSCHEN: U hebt één van de argumen ten die tot de motie hebben geleid, belicht, maar ook het andere punt is voor alle fracties erg be langrijk. Ik doel dan op de directe verantwoorde lijkheid jegens de burgerij en de wenselijkheid van directe verkiezingen wanneer het stadsgewest zware taken verricht. De VOORZITTER: Deze opvatting, die ook dins dagavond kenbaar is gemaakt, is mij bekend. Ik ben daar dinsdag op ingegaan en ik heb toen in antwoord op de vragen van de heer Dees de wette lijke mogelijkheden van dit ogenblik om tot di recte verkiezingen te komen tegen elkaar afgezet. Ik heb gesproken over de methodiek van een aparte wet, die in Eindhoven en in Rijnmond is toegepast, alsmede over een wijziging van de gemeentewet of de wet op de gemeenschappelijke regelingen. In dat verband heb ik voorts iets gezegd over de re organisatie van het binnenlandse bestuur en ik heb tot de conclusie moeten komen dat op dit ogen blik zeker niet van de kant van de gemeente een poging zou kunnen worden aangewend om tot dat

Raadsnotulen en jaarverslagen

Breda - Notulen van de gemeenteraad | 1976 | | pagina 2039