12 FEBRUARI 1976 203 gestimuleerd tot subsidiëring over te gaan. In tegendeel: men stelt zich dan vrij gemakkelijk op het standpunt dat de gemeente al subsidieert zodat er niet een deel van de subsidie hoeft te worden overgenomen. In dit verband verwijs ik naar een ander voorstel dat op de agenda staat, namelijk het voorstel met betrekking tot het jeugd- en jongerencentrum. Als men vaststelt dat het tot de taak van de rijksoverheid behoort een stimulerende rol te spelen, dan lijkt het mij een aspect van wijs beleid de nodige voorzichtigheid te betrachten met het volledig voor rekening van de gemeente nemen van de behoefte aan financiële middelen. Een en ander kan er toe leiden dat de indruk wordt gewekt dat wij aan symptoombestrij ding doen, maar ik meen dat een enigszins andere "vertaling" moet worden gegeven: door middel van een nauwkeurige beoordeling van de situatie per peuterspeelzaal wordt getracht een zo goed moge lijke verdeling van de middelen te bereiken. De aandacht voor onderwijskundige aspecten, het betrekken van de ouders bij de gang van zaken en de eventuele inschakeling van de S.A.D. hebben onze aandacht. Intern wordt een stuk voorbereid teneinde na te gaan op welke wijze de ambtelijke begeleiding het best zou kunnen geschieden. Afge zien daarvan wordt bekeken in hoeverre van onder wijskundige kant inhoudelijk de nodige steun aan dit werk zou kunnen worden gegeven. Ik verwacht dat op dat gebied op korte termijn een idee in de commissie aan de orde kan komen. Wij hebben inderdaad gemeend dat het subsi diebedrag met 18.000,zou moeten worden ver hoogd, dit als gevolg van de problematiek waar de heer Lambregts reeds melding van heeft gemaakt. Het aantal peuterspeelzalen neemt toe en als wij het bedrag zouden vaststellen op dat van 1975, vermeerderd met de normale verhoging, zou dit in totaliteit betekenen dat men minder ontvangt, hetgeen wij echter niet wenselijk achten. Ik meen dat de heer Beckers het wat sterk

Raadsnotulen en jaarverslagen

Breda - Notulen van de gemeenteraad | 1976 | | pagina 203