2042 12 NOVEMBER 1976
(Avond)
zichzelf al behartigt en dat u zich daar niet
uitdrukkelijk tegen verzet. Ik denk dat mijn op
merking, op deze manier uitgelegd, zeker wel aan
vaardbaar is.
De VOORZITTER: Zo ziet het. Ik sprak zo
juist over een kloof en die wordt op deze manier
alleen maar verdiept. Ik kan dit niet nemen. Het
woord "slim" kan ik heel goed plaatsen en ik vind
"slim" soms ook nog wel plezierig, maar men moet
niet op deze manier over het "topje van de ijs
berg" praten. We werken samen aan iets dat ook in
de nota gestalte krijgt, op verzoek van de raad
en ook op verzoek van de P.v.d.A./P.P.R.-fractie.
Ik moet nu helaas het onderwerp van de inspraak
afsluiten met het maken van de volgende opmerking.
Ik vind dat de dingen die de heer Welschen heeft
gezegd het waren er heel wat en hij is er dan
ook geruime tijd mee bezig geweest nu juist
thuis horen bij de advisering van het college die
aan het uitbrengen van een nota vooraf gaat. Wat
is er nu in vredesnaam op tegen om op die manier
te werk te gaan? Geeft u aan op welke punten de
nota moet worden gewijzigd; daar zit het college
op te wachten. Wij willen niets liever dan de no
ta snel uitbrengen. Mijn verhaal zoals Multa-
tuli wordt eentonig: de nota is geen doel, wij
willen door middel van de nota en de daarin aan
gegeven methodieken een betere inspraak tot stand
brengen. De raad en de bewoners van Breda hebben
nog volop de kans om daar alles van te zeggen wat
men ervan vindt. Hiermee moet ik het inspraakver-
haal besluiten.
De heer WELSCHEN: De punten die ik naar vo
ren heb gebracht zijn geen van alle nieuw; we
hebben ze voortdurend wellicht met andere woor
den aan de orde gesteld. Ik vind het niet pret
tig dat u zegt dat we niet op de nota hebben ge
reageerd en nu ineens met een heel verhaal komen.
Dat is niet juist, want zo is het niet gegaan.