204
12 FEBRUARI 1976
formuleert als hij zegt dat er stringente en zeer
formele eisen worden gesteld bedoeld wordt naar
ik aanneem onder meer administratief en met be
trekking tot begrotingen alvorens men voor toe
passing van de subsidieregeling in aanmerking
komt. Ik weet dat het allemaal erg meevalt en dat
er in dit verband nogal wat door de commissie en
de dienst jeugd en sport wordt geaccepteerd. Ove
rigens zijn wij van mening dat aan de meeste ele
mentaire voorwaarden van financieel beheer en be
groting moet worden voldaan, voordat wij gelden
van de gemeenschap in een bepaalde richting kun
nen sturen. Dit houdt niet in dat iedere start
erg moeilijk is. Ik verwijs er bijvoorbeeld dat
wij voor de peuterspeelzalen tot 15 januari de mo
gelijkheid hebben opengehouden om alsnog aan de
gestelde financiële eisen te voldoen en de te be
oordelen stukken in te dienen. Dit heeft ertoe ge
leid dat bij een tweetal peuterspeelzalen alsnog
voor een redelijke bestuurlijke begeleiding is ge
zorgd en dat van die zijde de nodige financiële
stukken zijn ingediend. Een en ander zal in de to
tale beoordeling worden betrokken, hetgeen ertoe
kan leiden dat wij met het bedrag van 18.000,
niet geheel uitkomen, maar de consequenties blij
ven in ieder geval binnen de begroting van de
dienst jeugd en sport verwerkbaar.
Vervolgens iets over de status van de com
missie en over de vraag of men één Stichting Peu-
terwerk zal gaan creëren of dat er diverse aparte
stichtingen zullen blijven bestaan. Een en ander
vormt nog een vraagstuk voor de toekomst. Ik meen
dat hiervoor de nodige regelingen zullen moeten
worden getroffen. Het beroepsrecht is in de ter
tafel liggende interimregeling als volgt geregeld:
het overleg tussen de dienst jeugd en sport en de
commissie leidt tot een verdeling, waarna iedere
peuterspeelzaal het recht heeft tegen die verde
ling bij het college binnen dertig dagen in beroep
te gaan. Er is dus een vorm van beroepsrecht.
Er is gevraagd wanneer de kindercentra uit-