12 NOVEMBER 1976 2051
(Avond)
uit, het arbeidersmilieu 50 maar toch hebben
kinderen uit hogere milieus 30 tot 40 keer meer
kans om op het v.w.o. terecht te komen.
Onze conclusie is: een arbeiderskind is er
bij voorbaat praktisch zeker van op een l.t.s.,
een huishoudschool of ten hoogste op een m.a.v.o.
terecht te komen.
Over de oorzaken van deze cijfers is al heel
wat afgepraat. Het is duidelijk dat er vanaf de
eerste dag verschillen bestaan in de omgeving
waarin kinderen opgroeien. Een traditioneel cul
tuurpatroon en de daarop aansluitende inrichting
van onze samenleving en onze school spelen daarbij
een rol. Meisjes moeten later het huishouden doen
en jongens moeten geld verdienen, nietwaar? Kin
deren uit lagere sociale milieus worden vandaag de
dag geconfronteerd met een cultuurpatroon dat
slechts ten dele het hunne is. Taalachterstand en
verschil in gedragsnormen en in waardering van wat
belangrijk is en wat niet, zijn daarvan het ge
volg. Op een aantal punten wordt aan deze proble
men in Breda gewerkt door de gemeente en de S.A.D.
door middel van leerplanontwikkeling, ouderparti
cipatie, screeningsonderzoekengerichte school-
plaatsingen enz. enz. Ten aanzien van de intensief
begeleide scholen valt de helderheid in het werken
echter plotseling weg. Om hoeveel kinderen gaat
het in Breda en waar vindt men ze? Hoe bepaalt men
de groepen? Wat is het beleid ter plaatse van b.
en w. en S.A.D.? Doenwe wel voldoende of zijn er
nieuwe initiatieven te ondernemen? Heeft wat we
doen wel het beoogde resultaat? Al deze vragen
zijn noch bij de begrotingsbehandeling, noch nu
beantwoord. Bovendien wilde het college zijn be
leid niet aan de conclusie van het rapport "school
verlaters" van de sociografische dienst toetsen.
Wil het gemeentebestuur democratisch en in
alle openheid beleidsprioriteiten bespreken en in
competitie met elkaar brengen, dan moet er bij
het college en de commissieleden inzicht in de
stand van zaken bestaan. Een dergelijk inzicht is