2058 12 NOVEMBER 1976
(Avond)
vinden dat er, mede gezien de discussies in de
commissie financiën, zou moeten worden nagegaan
of de verhoging van de onroerend-goedbelasting
achterwege zou kunnen blijven wanneer andere pos
ten worden geschrapt. Deze gedachte is neergelegd
in de motie die ik bij dezen zou willen indienen.
In feite komt ons voorstel erop neer dat de din
gen vóór 1 januari nog eens goed tegen elkaar
worden afgewogen; ik meen dat het goed is dat de
motie in de andere fracties nog enige aandacht
krijgt.
Vervolgens kom ik aan een onderwerp waar ik
eigenlijk niet over had willen spreken, maar de
heer Van Dun heeft er iets over gezegd waar ik
toch op in wil gaan. De heer Van Dun heeft het
onderhoud, de opknapbeurten en de renovaties wat
de financiële consequenties betreft in een bepaald
licht geplaatst. Inhoudelijk behoort dat punt na
tuurlijk tot de sector van de wethouder van open
bare werken en ruimtelijke ordening en niet tot
de sector financiën, maar het is al jarenlang in
de commissie financiën aan de orde en wat ik nu
ga zeggen is dan ook duidelijk op de verantwoor
delijkheid in die sector gericht. Een ieder zal
het met wethouder Van Dun eens zijn dat de moei
lijkheden groot zijn. Hij heeft naar ik heb be
grepen voorts gezegd dat zich nog maar kort gele
den allerlei onvoorziene dingen hebben voorgedaan
waar pas gedurende een beperkte tijd over is na
gedacht. Het gevolg van een en ander, zo heeft de
heer Van Dun gezegd, is dat een heroriëntatie op
dit terrein nodig is.
Ik vind deze opmerking, vooral omdat zij voor
volgende jaren van belang is, op zijn minst dis
cutabel. Deze opmerkingen geeft een voorstelling
van zaken die niet helemaal juist is, want sedert
1972 is bij de rekeningcontrole de aandacht op
deze kwestie gevestigd. De accountantsdienst
heeft er telkens op gewezen dat er iets niet in
orde was en dat de planning, de organisatie en
andere aspecten eens in ogenschouw zouden moeten