12 NOVEMBER 1976 2069 (Avond) Ik ga over naar de financiële aangelegenheden. De heer Van Banning heeft erop gewezen dat de prognose een gevaarlijk element inhoudt, iets wat wij altijd hebben onderkend. Wanneer men echter tijdig met de inschakeling van raad en raadscom missie op dit gebied activiteiten wil ondernemen, moet men bereid zijn de risico's te nemen. Naar aanleiding van de opmerkingen van de heer Van Banning over lagere uitkeringen van de kant van het rijk, moet ik erop wijzen dat vooral het lager worden van de onderwijsuitkeringen mij onbegrijpelijk voorkomt. Met betrekking tot het rijksbeleid is jarenlang een structurele verbete ring van de onderwijsuitkeringen aangekondigd en nu ziet men twee dingen gebeuren: er komt een structurele verbetering maar de loon- en prijscom pensatie wordt op percentages vastgepind die ir reëel zijn en in feite tot een vermindering van de onderwijsuitkeringen leiden, die ik hogelijk betreur De heer Van Banning heeft er gelijk in dat de stijging van de onroerend-goedbelasting over het geheel genomen hoger is dan het bedrag dat ik heb genoemd. Aangezien wij echter de trendverhoging al hadden vastgesteld, heb ik mij beperkt tot de extra verhoging van de onroerend-goedbelasting. In dit verband heeft de heer Van Banning aandacht gevraagd voor de mensen die van hun bezit moeten leven, naar aanleiding waarvan ik zou willen zeg gen dat we de ontwikkelingen op dat punt via de onroerend-goedbelasting nooit in de hand zullen kunnen houden. In deze tijd van inflatie wordt na tuurlijk degene die van zijn bezit moet leven, met grote problemen geconfronteerd, maar ik denk dat de gemeentelijke overheid dat vraagstuk op geen enkele wijze kan oplossen. Een vergelijking met andere steden is inder daad, zoals de heer Van Banning heeft gezegd, erg moeilijk te maken, omdat het verzorgingsniveau, de behoeften etc. moeilijk te beoordelen zijn. De essentie van de onroerend-goedbelasting is

Raadsnotulen en jaarverslagen

Breda - Notulen van de gemeenteraad | 1976 | | pagina 2069