12 NOVEMBER 1976 2071 (Avond) met deze begroting heeft geworsteld en dat wij uiteindelijk tot een bepaalde opstelling zijn ge komen. Ik heb er daarbij op gewezen dat de raad —- er wordt wel eens over de erkenning van de raad gesproken t- een volledig inzicht heeft gekregen. Alle posten die zijn genoemd, zijn bij de deelbe grotingen bespreekbaar geweest. In het college hebben wij hierover nog even gesproken en ik kan zeggen dat het op dit ogenblik schrappen van be paalde posten naar onze mening misschien zelfs van miskenning van de raad zou getuigen, ook al zou de heer Crul dat blijkbaar niet als zodanig hebben ervaren. Het laatste gedeelte van het betoog van de heer Crul had betrekking op de kwestie van reno vaties en onderhoud, alsmede op deopmerkingen van de accountant naar aanleiding van de rekeningen. Ik meen dat hier twee verschillende onderwerpen in het geding zijn. In de eerste plaats heeft de heer Van Dun als hij andere dingen heeft ge zegd dan ik mij herinner, moet hij daar zelf maar op antwoorden -- in het algemeen de problematiek van het wat oudere woningbezit aangesneden, in het kader van het vraagstuk van renoveren, verbe teren, opknappen, onderhouden en preventief on derhoud; hij heeft naar ik meen iets gezegd over de financiële problemen die daaraan verbonden zijn. Het tweede element wordt mijns inziens ge vormd door de opmerkingen van de accountant, die mijns inziens volledig overeind blijven en die een antwoord behoeven nadat de functie en de func tiewethouder een en ander nader hebben onderzocht. Ik zou de beide elementen niet aan elkaar willen koppelen en ik meen dat op de kwestie van de re- keningsonderzoeken nog moet worden teruggekomen. Mijn collega Van Dun heeft mij gezegd dat hij daarop ook inderdaad nog zal terugkomen. De heer CRUL; Maar dat was de essentie van mijn opmerkingen niet. De heer Van Dun heeft eer der tijdens deze begrotingsbehandeling opmerkingen

Raadsnotulen en jaarverslagen

Breda - Notulen van de gemeenteraad | 1976 | | pagina 2071