2084 12 NOVEMBER 1976
(Avond)
problematiek onder een enigszins andere invals
hoek ziet.
Stuk nr. 12 is een amendement dat wij be
schouwen als destructief ten opzichte van de
voortgang in de behandeling van de Haagse Beem
den-problematiek en dat wij derhalve niet zullen
steunen.
Naar aanleiding van de motie over het werk
gelegenheidsbeleid wijs ik erop dat mijns inziens
de afgelopen jaren duidelijk is gebleken dat er
in Breda een voortvarend werkgelegenheidsbeleid
wordt gevoerd. We hebben aan de hand van diverse
nota's uitgebreid over deze problematiek kunnen
spreken. Dat het met het werkgelegenheidsbeleid
binnen de ruimte die een gemeente heeft
goed gaat, is gebleken uit een onafhankelijk on
derzoek van het Nederlands Economisch Instituut.
Aan deze motie van de P.v.d.A./P.P.R. hebben we
dan ook geen behoefte.
Vervolgens iets'over het amendement inzake
de bewustwording ten aanzien van de Derde Wereld.
Naar onze mening is de ontwikkelingssamenwerking
primair een taak van de rijksoverheid en daarnaast
een werkgebied van het particulier initiatief.
Wij geloven dat er in dezen geen directe taak
voor de gemeentelijke overheid is weggelegd. Bo
vendien zou de voorgestelde dekking als wij daar
mee akkoord zouden gaan een ontwrichtende uitwer
king op het cultuurbeleid hebben en in het bij
zonder de zo belangrijke sector van de amateuris
tische kunstbeoefening op een voor ons onaan
vaardbare wijze aantasten. Mijn fractie is het
met dit amendement dan ook niet eens.
De motie van de heer Kramer betreffende het
politiebeleid hebben we van harte medeondertekend
en zullen we dan ook steunen.
Ten aanzien van de door de heer Welschen in
gediende motie over het stadsgewest wil ik ver
wijzen naar de algemene beschouwingen die ik na
mens mijn fractie heb gehouden. Men kan mijns in
ziens alleen maar over het toekennen van meer