20 19 JANUARI 1976 hebben plaatsgevonden. De mensen zitten naar ik meen op behandeling van de nota te wachten en ook de leden van onze fractie hebben zich terdege op deze bespreking voorbereid. De VOORZITTER: Bij het college van burgemees ter en wethouders bestaat naar ik meen geen behoef te om op de gemaakte opmerkingen te reageren. Wenst de heer Oomen zijn ordevoorstel in stemming te bren gen? De heer OOMEN: Uiteraard. Overigens zou ik ter verduidelijking nog een aanvullende opmerking wil len maken, in het bijzonder bij de woorden van de heer Ten Wolde. De nota is inderdaad sinds septem ber in ons bezit maar ik heb uitdrukkelijk gezegd dat het preadvies, waarin men werd geconfronteerd met een aanvulling, een verbetering, een nadere specificatie en een aanduiding van wat er wel en wat er niet zou moeten gebeuren, pas in januari in het bezit van de commissie voor culturele aangele genheden is gekomen. Over dat preadvies de con crete besluitvorming -- heeft de commissie voor culturele aangelegenheden slechts in één instantie gesproken De overweging dat de diverse raadsleden van de commissie voor culturele aangelegenheden zich op de ze avond hebben voorbereid uiteraard hebben wij dat ook vind ik geen sterk argument. Voorts heeft de heer Ten Wolde gezegd dat concrete regelin gen naderhand zouden kunnen worden gewijzigd. Dit argument acht ik niet juist: wij moeten vanavond een regeling vaststellen, terwijl wij over enkele zeer concrete punten van die regeling in de commissie voor culturele aangelegenheden niet hebben gespro ken, doordat de regeling pas in januari aan de orde kwam en wij eerst moesten spreken over de twee eer ste punten van het preadvies. Over de overige pun ten zouden wij naar ik meen heel goed eens in de commissie kunnen spreken, opdat er beter vorm aan kan worden gegeven. Op die manier kan men bijvoor-

Raadsnotulen en jaarverslagen

Breda - Notulen van de gemeenteraad | 1976 | | pagina 20