18 NOVEMBER 1976.
2128
In het ter tafel liggende voorstel wordt in
gehaakt op de ruimere reglementering die de minis
ter heeft gegeven. Daarbij moeten we één ding niet
vergeten: minister Westerterp met alle respect
voor hem, want ik moet oppassen dat we straks niet
met iedere bewindsman in den lande gaan polarise
ren.' weliswaar een verkeersbord heeft vastge
steld maar dat hij slechts in twee steden de moge
lijkheid tot het experimenteren op het gebied van
woonerven heeft geopend en te dien aanzien nog
geen subsidiefondsen in ruime zin heeft gecreëerd.
Een en ander houdt in dat wij het langzaam aan zul
len moeten doen en dat er niet direct van een woon
erfsituatie zal kunnen worden gesproken. Eerder
zal moeten worden gedacht aan een klimaat van milieu
verbetering in bepaalde straten, waarop ook de heer
Houben heeft gedoeld.
Zodra de plannen op het gebied van het woon
erf door minister Westerterp waren geëtaleerd, is
er ook bij bewoners van Breda een bepaald verwach
tingspatroon ontstaan waarin men directe mogelijk
heden tegen lage kosten aanwezig achtte. Afgezien
van de voornemens die wij met de binnenstad hebben,
kan worden geconstateerd dat er van bewoners van
Belcrum, van IJpelaar en van Ginneken verzoeken
en plannen zijn binnengekomen. In dat kader zullen
prioriteiten moeten worden gesteld, aangezien we
niet alle wensen tegelijk zullen kunnen voldoen.
Het eerste streven van de afdeling verkeer is de
raad aan het eind van dit jaar met het verkeerscir
culatieplan te confronteren. Ik vind dat dit plan
er nu eindelijk moet komen en we zullen dat dan
ook eerst aan de raad voorleggen, waarna we ons
verder bezig zullen houden met eventuele woonerf
situaties in bepaalde buurten en wijken. Het is
duidelijk dat de lijst van straten ons op het ogen
blik nogal vaag voor ogen staat en te zijner tijd
vastere vorm zal aannemen. Ik zeg graag toe dat ik
de commissie openbare werken over de volgorde die
wij ons voorstellen zal informeren, terwijl ik erop