2139
18 NOVEMBER 1976.
men mijns inziens zeker geen eensluidende persoon
lijke opvattingen vinden. Wat ik heb willen zeggen
is dat dit college ervan overtuigd is dat het open
baar onderwijs gespreid over de stad aanwezig moet
zijn om voor de ouders een keuze mogelijk te maken.
Bij de verzorging van het openbaar onderwijs wordt
ernaar gestreeft die keuzemogelijkheid in de stad
Breda present te stellen. Ik geloof dat deze be
nadering positief is en er blijk van geeft dat
wij verantwoordelijkheid als bestuurders van deze
stad dragen. Het bestuur van de stad moet er re
kening mee houden dat onder meer op grond van
wettelijke verplichtingen het bijzonder onder
wijs in het kader van de medewerkingsbesluiten
dezelfde kansen moet krijgen als het stadsbestuur
zelf aan het openbaar onderwijs geeft. Ik meen dat
dat een juiste bestuursinstelling is.
Over een eventuele bestuurscommissie is tij
dens de begrotingsbehandeling gesproken. Ik hoop
daar, zij het niet op zeer korte termijn, nog na
der op terug te komen.
De VOORZITTER: Ik deel de raad mede dat de
aanhef van het bij het voorstel gevoegde concept-be
sluit komt te luiden:
"desgevraagd aan de door burgemeester en wethou
ders erkende instellingen die zich met het ge
ven van godsdienstonderwijs dan wel vorming
op de scholen voor g.l.o. en b.l.o. te Breda
belasten, hierna te noemen, "instellingen"
waarna de oorspronkelijke tekst, te beginnen
met "tot wederopzegging" ongewijzigd blijft. Boven
dien is artikel 9 op blz. 3 van het concept-besluit
komen te vervallen.
Zonder hoofdelijke stemming wordt hierna over
eenkomstig het aldus gewijzigde voorstel van burge
meester en wethouders besloten.