12 FEBRUARI 1976 213 het geld vandaan moet komen. Ik wijs hem in dit verband nog eens met nadruk op de begrotingsbe handeling, waarbij in ieder geval van progressie ve zijde andere voorstellen zijn gedaan en tevens is aangegeven waar verschuivingen zouden moeten worden aangebracht De heer KOERTSHUIS: Hoewel ik de woorden van de heer Van Dongen wel zou kunnen onderschrijven, ben ik van mening dat bij dit voorstel een zuiver administratief-technische aangelegenheid in het geding is. Wethouder VAN GRAAFEILANDNaar aanleiding van de opmerkingen van de heer Van Dongen over het verstrekken van subsidie door het ministerie van C.R.M. als de gemeente al iets heeft onderno men, zou ik willen verwijzen naar mijn betoog o- ver de subsidieregeling voor kindercentra. Ik ge loof dat het niet nodig is dat te herhalen; wij zijn het daarover naar ik meen wel eens. Afgezien van het bedrag dat het ministerie van C.R.M. zou gaan subsidiëren in totaal 620.000,is het goed erop te wijzen dat het jeugd- en jongerencentrum en het jongerenad viescentrum ook nog financiële middelen van de gemeente ontvangen, die het ministerie van C.R.M. überhaupt niet subsidieert. In totaal gaat het hier in feite niet om een bedrag van 0,5 mil joen; men kan gerust zeggen dat er een bedrag van 800.000,a 900.000,in het geding is, dat geheel voor rekening van de gemeente komt. Ik geloof te mogen zeggen dat de gemeente Breda met betrekking tot de subsidiëring door C.R.M. in geheel Nederland een volstrekte uitzon dering vormt. Alle steden van vergelijkbare om vang hebben subsidie, Breda niet. Voor een deel is dat ik ben het te dien aanzien wel met de heer Broeders eens ook te wijten aan een ove rigens bewust gevoerd beleid in het verleden. Men voerde dit beleid om niet gedwongen te zijn maat regelen te nemen die het ministerie van C.R.M.

Raadsnotulen en jaarverslagen

Breda - Notulen van de gemeenteraad | 1976 | | pagina 213