214
12 FEBRUARI 1976
welgevallig waren en op dat ogenblik de gemeente
Breda kennelijk wat minder goed uitkwamen. In ie
der geval kan worden vastgesteld dat tengevolge
van de subsidiëring door C.R.M. in andere gemeen
ten in totaliteit de druk op de begroting aan
zienlijk geringer is dan in deze stad, hetgeen
tot meer mogelijkheden voor het jeugd- en jonge
renwerk leidt. Dit is een feitelijkheid waarmee
wij te maken hebben. Gelet op de situatie meen ik
dat een pas op de plaats gewenst is, teneinde te
voorkomen dat wij vergelijkenderwijs in dit werk
zó veel geld moeten steken, dat wij er financieel
helemaal niet meer uit komen.
In feite heeft de heer Koertshuis er gelijk
in dat het probleem van administratief-technische
aard is. Een gedeelte van de post "onvoorzien"
gaat naar het budget van de dienst voor jeugd en
sport.
De heer VAN DONGEN: Aan het adres van de heer
Beckers het volgende. Het aanbrengen van verschui
vingen is altijd mogelijk, maar het verplaatst de
moeilijkheden: door verschuivingen komt er niet
meer geld.
Dat het voorstel, zoals de heer Koertshuis
heeft gezegd, een administratief-technisch karak
ter draagt, was mij bekend. Toch ben ik blij dat
de heer Koertshuis het ermee eens is dat ik mijn
opmerkingen heb gemaakt.
Zonder hoofdelijke stemming wordt hierna
overeenkomstig het voorstel van burgemeester en
wethouders besloten.
13. bijlage nr. 46.
VOORSTEL VAN BURGEMEESTER EN WETHOUDERS MET
BETREKKING TOT DE 31E BEGROTINGSWIJZIGING
VAN HET INDUSTRIE- EN HAVENSCHAP MOERDIJK.
14. bijlage nr. 49.
PREADVIES VAN BURGEMEESTER EN WETHOUDERS OP
EEN AANTAL VERZOEKEN VAN SCHOOLBESTUREN OM
MEDEWERKING ÖP GROND VAN HET BEPAALDE IN