18 NOVEMBER 1976.
2150
28 december 1972 zijn oude, qua inhoud te grote en
te vervallen boerderij verkocht omdat begrijpelij
kerwijs aldaar geen economisch verantwoord bedrijf
kon worden voortgezet, zal de man-in-kwestie er
ten aanzien van de bedoeling een nieuw agrarisch
bedrijf te stichten niet bij hebben stilgestaan dat
een moeilijke en erg lange weg om tot de realise
ring te komen voor hem lag. Vanaf dat ogenblik werd
aan de goede bedoelingen van de heer Floren getwij
feld. De destijds ingediende bouwaanvrage met bij
behorende tekening gaf aanleiding om een vergunning
te weigeren, nadat de commissie voor agrarische
bouwaanvragen te Tilburg om advies was gevraagd.
Ik verwijs in dit verband naar het raadsvoorstel
31/bijlage 337 en naar de raadsnotulen van 19 no
vember 1973.
Toch wilde de heer Floren vasthouden aan het
idee van een blijvende agrarische bedrijfsvoering,
zij het in een meer aangepaste en rendabele woning,
voor zijn gezin, maar vooral voor zijn zoon, de
eventuele opvolger, op wie ik later nog even terug
kom. Hij diende een aangepaste bouwtekening in, die
volledig in overeenstemming was met de wensen van
de dienst openbare werken op het gebied van de in
deling van de woning en de voorgeschreven inhoud
van de bedrijfsruimte.
Wanneer aan alles is voldaan en er wederzijdse
gesprekken zijn gevoerd, wordt op verzoek van
b. en w. brieven van 4 mei 1973, 5 juli 1974 en
29 augustus 1975 opnieuw een standpunt door de
reeds eerder genoemde commissie agrarische bouw
aanvragen geformuleerd, dat ons op 7 oktober 1975
bereikt. Samengevat luidt het advies van b. en w.
gehoord de genoemde commissie, dat het bouwplan
primair betreft de bouw van een woning met ont
plooiing van agrarische activiteiten van geringe
omvang en dat derhalve geen sprake is van een bouw
plan, uitsluitend ten behoeve van een agrarisch be
drijf. Hier zijn we bij het punt aangekomen waarop
ik met het grootste deel van mijn fractie lijnrecht