2151
18 NOVEMBER 1976.
tegenover het voorstel van het college kom te staan.
Wie zegt mij dat genoemde commissie in dezen juist
heëft geadviseerd? Kan een agrarisch bedrijf van
geringere omvang geen goed, rendabel en verantwoord
bedrijf zijn? Is er op de 7 ha grond die betrokkene
in eigendom heeft en op de 6 ha van zijn schoonzoon
te pachten grond geen goede boterham te verdienen?
Ik pas ervoor op te sommen welke mogelijkheden er
voor een dergelijk bedrijf zijn. Moet er dan geen
waarde worden toegekend aan de harde feiten die
zijn aangedragen door de heren Wouters, Van Bragt
en Bartels, allen voorlichters van het consulent
schap voor akkerbouw en rundveehouderijdie bij
het uitwerken van een reëel opgezet bouwplan be
hulpzaam zijn geweest? Bij "bouwplan" denk ik niet
aan de afmetingen van de te bouwen ruimtemaar
vooral ook aan de indeling van de te verbouwen ge
wassen en aan het aantal ha weiland met het daarbij
aanwezige vee. Om dit alles te onderstrepen is er
nog een schrijven binnengekomen van de consulent
zelf, de heer Haenen te Zevenbergen. Men zal mij
niet horen zeggen dat de commissieleden in Tilburg
niet van de materie op de hoogte zijn, maar als
de consulent van akkerbouw en rundveehouderij nog
eens onderstreept wat zijn voorlichters voor de
heer Floren op papier hebben gezet en hebben uitge
werkt, spreekt dit voor mij en ik denk dat ik
daar zeker niet alleen in sta duidelijke taal.
In notulen van de commissie voor ruimtelijke
ordening staat: "Er blijft niets anders over dan
deze zaak onderwerp te maken van democratische be
slissing in de raad en terecht op korte termijn."
Volledig ben ik het daarmee eens. Het heeft veel te
lang geduurd. De betrokkene wil zijn reële opzet
waar maken. Waarom doet het college dan in het
voorstel bovenaan blz. 2 de uitspraak dat de advies
commissie aan haar oorspronkelijk standpunt blijft
vasthouden? Er zijn véle twijfels ten aanzien van
de niet met normen omklede adviezen van de agrarische
commissie, er zijn énkele twijfels aan de goede