18 NOVEMBER 1976.
2152
bedoelingen van de heer Floren, maar deze laatste
twijfels geven de doorslag. Ik meen evenwel dat be
trokkene het recht van de twijfel moet worden ge
gund. Men zal daarmee rust brengen in een gezin dat
strijdt voor een goede zaak, voor een goed opgezet
bedrijf, waarin straks de opvolger van de huidige
agrariër zijn brood zou kunnen verdienen. We hebben
hier te maken met een agrariër, die hoewel hij op
leeftijd is gekomen voor zijn zoon in opkomst wil
werken. De zoon gaat de lagere landbouwschool vol
gen en hoewel de toekomst natuurlijk nooit met ze
kerheid te voorspellen is, zijn de bedoelingen goed.
Is het niet goed dat een agrariër een opvolger
heeft voor wie hij kan werken? Deze zoon verdient
een plaats op een gedeelte van het landgoed "De
IJzer Molen" dat van oudsher agrarisch was en dat
naar mijn beste overtuiging ook agrarisch zal blij
ven
De heer TEN WOLDEHet voorstel is dit jaar
ten tweeden male in de commissie besproken en de
kwestie is reeds sedert 1973 in behandeling. Hier
uit blijkt hoe moeilijk het is criteria aan te leg
gen om het voorstel op zijn juistheid te beoorde
len. In 1972 werd de gemeenteraad met de eerste
aanvraag geconfronteerd. In de raadsbehandeling
van november 1973 werd aangekondigd dat opnieuw
een gesprek met de heer Floren zou worden gevoerd,
waarbij de mogelijkheden om aan een bouwplan mede
werking te verlenen zouden worden bezien. In het
gevoerde gesprek is afgesproken dat door de heer
Floren minimaal een nieuw bouwplan zou moeten wor
den ingediend. Blijkt hieruit niet dat het gehele
proces aan een nieuwe beoordeling zou worden onder
worpen en worden door een dergelijke uitspraak niet
enige verwachtingen gewekt? Ik meen dat dit een
voorzichtige formulering is.
In dit verband moet worden gewezen op de tot
standkoming van het bestemmingsplan Landelijk Ge
bied, dat in de raadsvergadering van september 1974