2153
18 NOVEMBER 1976.
ik kan het mij nog goed herinneren, omdat ik
toen mijn eerste raadsbetoog heb gehouden.' is
behandeld en vastgesteld. Deze vaststelling kwam
tot stand tijdens de beoordelingsfase van de bouw-
aanvraag van de heer Floren. In de loop der jaren
zijn nieuwe criteria ontwikkeld om dergelijke aan
vragen te beoordelen; aangezien zoals men weet in
Nederland aangelegenheden terzake van het milieu
en de ruimtelijke ordening aan een steeds kritischer
beschouwing worden onderworpenmag worden verwacht
dat de beoordelingscriteria voor het wel of niet
aanvaarden van een bouwaanvraag steeds strenger
zullen worden. Op het gebied van de ruimtelijke
ordening dient met het oog op de toekomst te wor
den onderschreven dat we ons gebied enigszins ge
ordend moeten inrichten. Is het echter geoorloofd,
wanneer de normen steeds strenger worden en wanneer
de beoordeling van een aanvraag wordt uitgesteld,
mede op basis van de strengere normen tot een ne
gatief advies inzake de betrokken aanvraag te ko
men?
In de commissievergaderingen van mei en okto
ber, alsmede tijdens de algemene beschouwingen van
verleden week, heb ik de vraag gesteld of het col
lege, dat zich achter het advies van de commissie
agrarische bouwaanvragen stelt, criteria ten aan
zien van de economische haalbaarheid van een der
gelijk bedrijf kan aanleggen. Ik kom zelf uit de
agrarische sector en ik weet maar al te goed dat
op kleinere bedrijven zelfs hogere rendementen kun
nen worden gehaald dan op grotere bedrijven. In de
ze opvatting weet ik mij gesterkt door een eind
1975 verschenen rapport van het N.E.I., waarin be
wijzen worden genoemd. Het is bekend dat de filoso
fie van de heer Mansholt uit ongeveer 1964 inmid
dels is achterhaald.
Het is heel moeilijk ten aanzien van een
agrarisch bedrijf een economisch criterium aan te
leggen. We kennen in onze agrarische sector maar
al te veel "slimme boeren".' Daar komt nog bij dat