18 NOVEMBER 1976.
2154
ten aanzien van dit criterium de heer Floren tevens
een handelsbedrijf wil gaan uitoefenen. Deze bedrij
ven, die deels bestaan van agrarische produktie in
de zin van relatie tot de oppervlakte in ha, moeten
tevens beschikken over inkomsten via het handels
aspect. Ook deze bedrijven zullen in de toekomst
in ons agrarisch gebied moeten kunnen worden gehuis
vest. Als ik dat koppel aan het gegeven dat de heer
Floren in vroeger jaren over een oud bedrijf be
schikte dat naar ik meen uit 1716 stamde en dat ge
vestigd was in een gebouw dat thans op de monumen
tenlijst is geplaatst, dan kom ik tot de conclusie
dat het, wanneer men aan de huidige eisen op het
gebied van de huisvesting van dieren en dergerlijke
wil voldoen, moeilijk is de externe belevingswaar
de van dit historische pand op peil te houden. Wij
vinden zulks mede een argument voor de opvatting
dat er condities moeten worden geschapen om dit
pand te behouden en om tegelijkertijd de mensen die
ter plaatse hun agrarisch bedrijf hebben uitgeoefend,
in de gelegenheid te stellen nieuwe huisvesting te
verkrijgen. Wij willen zelf van onze omgeving ge
nieten en ik meen dat dit niet over de rug van onze
agrarische bevolking mag worden gespeeld.
In de commissie en tijdens de begrotingsbehan
deling heb ik het argument aangevoerd dat er op het
gebied van de huisvesting van onze agrarische be
volking een sociaal aspect in het geding is. Fami
lies die lang op een bepaalde plaats hebben gewoond
moeten ook later nog op die plaats enige herkenbaar
heid terugvinden. Een soortgelijk argument wordt
terzake van herhuisvesting in renovatiepanden ge
bruikt.
Zojuist heb ik al even over de toetsing aan
de normen gesproken. Als nu de gehanteerde normen
nauwelijks worden gedefinieerd, waar is dan het
raadslid dat kan beoordelen of de beslissing al dan
niet juist is geweest? Juist het niet-definiëren
van de normen wekt bij mij een zekere twijfel op,
die het moeilijk maakt een juiste stelling in te