18 NOVEMBER 1976.
2158
Het probleem is, kort samengevat, het bewaken
van het agrarisch gebied. Centraal staat de vraag
of er echt een agrarisch bedrijf wordt uitgeoefend.
De heer Ten Wolde heeft gelijk als hij tegenstrij
digheden in het raadsvoorstel signaleert. De abso
lute zekerheid bestaat niet; noch de raad, noch
het college heeft een dergelijke zekerheid. Ik meen
echter dat wij ons in bescheidenheid mogen beroepen
op een commissie die in deze heel moeilijke proble
matiek thuis is en die niet door het college is in
gesteld maar vanuit de agrarische wereld zelf is
gevormd. Deze commissie houdt zich bezig met advi
sering van colleges, op basis van de in de agrarische
wereld zelf bestaande behoefte aan goede begelei
ding van zaken als deze. Bedoelde commissie, de ad
viescommissie agrarische bouwaanvragenis door
ons drie keer geraadpleegd, ook in een persoonlijk
gesprek. Na kennisneming van alle stukken heeft de
commissie, die deskundiger is dan wij, tot drie
keer toe aan het college van burgemeester en wet
houders geadviseerd dat de vergunning niet moet
worden verleend. Ik ben niet in staat met de heer
Goos te discussiëren over de vraag of de commissie
altijd gelijk heeft. Ik weet dat niet, maar ik vind
het niet juist dat de heer Goos erop wijst dat de
consulent zelf een andere uitspraak heeft gedaan.
Ook de consulent kan ongelijk hebben. We verkeren
in een twijfelsituatie die we heel reëel moeten
bekijken. Het college voelt zich gesteund door de
visie van de in het voorstel genoemde commissie
en persisteert niet over de rug van de agrarische
bevolking, maar misschien zelfs in het belang van
de agrarische bevolking die zich met de bescherming
van het buitengebied bezighoudt bij zijn voor
stel de weigering van de vergunning te bevestigen.
De heer GOOS: Wij zijn het erover eens dat de
commissie in Tilburg er zijn mag, maar dat zij ook
fouten kan maken. De wethouder heeft gezegd dat ook
een consulent fouten kan maken en daar ben ik het