2159 18 NOVEMBER 1976. mee eens. Uit een uittreksel uit het Staatsblad d van het Koninkrijk der Nederlanden, dat ik bij me a heb, blijkt echter dat een college van burgemees- d ter en wethouders in een soortgelijke situatie op b de vingers is getikt: er moest alsnog een bouwver- gunnnig worden verleend. Ik doel hier op een geval dat zich heeft voorgedaan in de gemeente Sint d Oedenrode. n Ik ben het er volledig mee eens dat het de m taak van het college is het buitengebied te bewa ken. Hier is echter een zaak aan de orde ten aan- m zien waarvan ik en velen met mij van de goe- w de bedoelingen overtuigd ben. De wethouder heeft t gezegd dat het niet om goede bedoelingen zou gaan, o maar ik meen dat dit juist wèl het geval is. Men 1 heeft de goede bedoeling het bedrijf voort te zet- b ten. Als de commissie in Tilburg dat niet reëel c acht, maar een groep juist wèl, dan komen we er v niet uit. Ik blijf erbij dat de beslissing maar e in de raad moet vallen. I d De heer TEN WOLDE: De wethouder heeft in de m commissie gezegd dat hij een en ander aan de nor- I male democratische besluitvormingsprocedure in de w raad wenst te onderwerpen. Ik verbaas mij er dan n ook enigszins over dat er nog twee fracties niet v hebben gereageerd. Misschien wensen zij zich op v dit gebied minder goed te profileren. r Wanneer de heer Van Dun in mijn betoog zou z hebben bespeurd dat ik aan het objectieve bestuur e van het college zou gaan twijfelen, zou die con- w clusie op geen enkel moment juist zijn geweest. w Ik heb in mijn inleiding gezegd dat de besluitvor- r mingsprocedure en de argumentatie bijzonder moei lijk zijn. Van de wethouder heb ik niet gehoord i wat zijn standpunt is over de steeds strenger wor- G dende normen ten aanzien van de inrichting van het a buitengebied. m a Wethouder VAN DUN: Ik heb gezegd dat ik bij c

Raadsnotulen en jaarverslagen

Breda - Notulen van de gemeenteraad | 1976 | | pagina 2159