18 NOVEMBER 1976. 2160 deze voor een persoon zo belangrijke zaak niet op algemene vraagstukken van het agrarisch gebied wil de ingaan, omdat we dat bij de behandeling van de begroting uitgebreid hebben gedaan. De heer TEN WOLDE: Dat klopt. Ik ben tijdens die discussie niet aanwezig geweest en ik heb de notulen nog niet ontvangen, wat ik overigens nie mand kwalijk neem. Ik ben het volledig eens met de wethouder dat met het oog op de toekomst het buitengebied moet worden bewaakt. Er zal ordenend moeten worden opge treden en er zullen normen moeten worden aangelegd om een optimale verhouding tussen produktie en be levingswaarde van het buitengebied tot stand te brengen. Op blz. 4 van het voorstel schrijft het college, als reactie op een door appellant aange voerd motief, dat voor eventuele nieuwe aanvragen een zelfde gedragslijn zou moeten worden gevolgd. Ik vraag me af of uit deze passage niet een bepaal de angst voor de toekomst spreekt. Mijns inziens moeten het college en de raad die angst niet hebben. Ik geloof dat het onderhavige geval in zoverre af wijkend is, dat men niet bang hoeft te zijn dat er na een positieve beslissing meer soortgelijke ge vallen zullen volgen. In de ter tafel liggende aan vraag vind ik een relatie met het bestaande histo rische pand, dat de gemeenschap via de monumenten zorg wenst te behouden, speciaal met het oog op de externe belevingswaarde. Mijns inziens moet hier worden gesproken van vervanging van een reeds aan wezig bedrijf, een situatie die zich in de toekomst relatief zeer weinig zal voordoen. Zonder aan de deskundigheid van de commissie in Tilburg te willen twijfelen meen ik dat de heer Goos er terecht op heeft gewezen dat er ook een advies in tegengestelde zin is uitgebracht. De com missie zal ongetwijfeld haar overwegingen voor het advies hebben gehad ik heb de discussie in de commissie niet gevolgd, maar wèl de verslagen

Raadsnotulen en jaarverslagen

Breda - Notulen van de gemeenteraad | 1976 | | pagina 2160