2169 18 NOVEMBER 1976. kind en met een inkomen van 20.000,de lasten van de muziekschool anders zouden ervaren dan ouders met twee kinderen en een inkomen van 30.000, Het zal duidelijk zijn dat het college de raad de aanvaarding van de motie ernstig ontraadt. Een en ander zou leiden tot volstrekte willekeur en een hoge mate van onevenwichtigheid. Ik wil pas de motie in overweging nemen en de daarin gevraagde studie eventueel doen verrichten, wanneer mij dui delijk wordt aangetoond dat zulk een tarief bij muziekscholen een algemeen aanvaard uitgangspunt is en wanneer voorts het rijk, als eerst verant woordelijke voor het voeren van een inkomensbeleid, de gemeente heeft aangewezen om bij dit gebeuren een additionele rol te vervullen en de gemeente een instrumentarium heeft gegeven om het proces beheers baar te maken. Minister Lubbers heeft kort geleden nog gewaarschuwd dat een verdere nivellering van de inkomens zeer zorgvuldig moet worden gewikt en ge wogen; mijns inziens past het gemeentebesturen niet daar op een lichtvaardige manier overheen te wande len. Een doorwrochte nota over het beleid ten aan zien van de inkomens, zowel netto en bruto, en over tarieven naar draagkracht voor welk gemeentelijk instituut dan ook, is mijns inziens iets waar wij op dit ogenblik nog niet aan toe zijn. Tot slot iets over de vraag van de heer Vis ser. Ik weet dat Teteringen een tarief naar draag kracht hanteert. Of dit naar tevredenheid geschiedt, is mij zelf nu nog niet bekend. Het is mij ook niet bekend of de ouders zulks als een billijke situatie ervaren De heer HENDRIKSEN: De wethouder heeft eigen lijk evenveel tegenargumenten opgenoemd als ik ar gumenten vóór. Dat is ook niet te verwonderen, aan gezien wij vanuit geheel verschillende maatschappe lijke startpunten vertrekken. Naar aanleiding van het argument van de wethou der onder 1. zou ik willen zeggen dat je ook een

Raadsnotulen en jaarverslagen

Breda - Notulen van de gemeenteraad | 1976 | | pagina 2169