218 12 FEBRUARI 1976 de nota laten lezen en hij is het met het oordeel dat ik hier uitspreek volkomen eens. Nu is het bekend dat ook met betrekking tot het socialisme en het radicalisme de Moerdijk een scherpe grens is. Er is een groot verschil tussen het gebied ten noorden en het gebied ten zuiden van de Moer dijk; deze actieve linkse politicus colporteert, zoals u wel weet, ten noorden van deze grens. Mijnheer de voorzitter. Ik geloof dat u al naar de hamer grijpt. Ik mag niet verder op de cultuurnota ingaan, want ik ben eigenlijk een klein beetje buiten de orde. De VOORZITTER: U heeft het voorstel tot nog toe in verband gebracht met de cultuurnota en ik heb begrepen dat u op grond daqrvan tot een posi tief oordeel komt. De heer JONGENEEL: Voor de duidelijkheid: wie is die linkse man? De heer VISSER: Dat zal ik u wel eens onder vier ogen zeggen. Ik mag niet verder ingaan op de cultuurnota maar wel op de kern daarvan, namelijk het instrument ter toetsing van het al dan niet toekennen van een subsidie. Ik ben het er mee eens dat wij het nu over het Filmhuis moeten heb ben en straks dat zal de heer Gielen voor zijn rekening nemen over de Kritiese Filmers. Wel nu, het bedoelde instrument is goed-gekeurd en adviseert positief, zodat wij positief tegenover deze toekenning staan. Nu is het vervelende dat "links" in onze raad zal moeten tegen stemmen. De linkse federatie staat zoals men weet afwijzend tegenover de cultuurnota en dus ook tegenover de kern daarvan, namelijk het instrument waarmee, zoals blijkt uit de inhoud van het voorstel dat aan de orde is, ook het college tot de opvatting komt dat de subsidie dient te worden toegekend. Ik weet maar al te goed dat dit voor "links" een ongelukkige conclusie is. Nog steeds is het mij niet duidelijk waarom de heren Oomen en Hendriksen

Raadsnotulen en jaarverslagen

Breda - Notulen van de gemeenteraad | 1976 | | pagina 218