2192 9 DECEMBER 1976 zou zien. Op ons maakt het een enigszins merkwaar dige indruk dat juist een gemeente die zelf nooit van deze mogelijkheid gebruik heeft gemaakt, ons tot deze onsympathieke en ondoelmatige maatregel zou willen dwingen. Breda ligt niet op een eiland. Een toewijzingsbeleid is voor ons alleen aanvaard baar als het in groot Westbrabants verband zou worden gehanteerd. Zodra het stadsgewestelijk structuurplan gereed is, zal dit punt opnieuw in overweging moeten worden genomen. Thans dit paar- demiddel hanteren is voorbijgaan aan de realiteit. De consequenties zijn niet te overzien. Welke cri teria zouden bijvoorbeeld moeten worden gehan teerd? Economische binding met Breda, met het stadsgewest of met groot-West-Brabant? Kettingbe- dingen in koopcontracten, alleen in Breda? Wij menen dat deze materie zeker aandacht moet hebben en zal hebben, maar dan in een veel bredere kring dan Breda alleen. Overigens doen wij een dringend beroep op het college in de gesprekken met de minister terdege de problemen in verband met de overloop uit de randstad te bespreken. Rijk en gemeente dienen hier gezamenlijk oplossingen voor te zoeken en adequate maatregelen te treffen. Een andere vraag die mijn fractie zich heeft gesteld is of de opbouw en de renovaties in de binnenstad gevaar zouden lopen door de ontwikke ling van de Haagse Beemden. Drie aspecten dienen daarbij in de overwegingen te worden betrokken: - hebben wij voldoende mankracht? - kunnen wij voldoende financiën opbrengen? - zal er door het nieuwe gebied hoofdzake lijk ten aanzien van de woonfunctie zuigkracht op het oude gebied worden uitge oefend waardoor een verdere verzakelijking van de binnenstad zou kunnen optreden? Mankracht is een kwestie van geld. De ermee verband houdende kosten kunnen grotendeels worden toegerekend aan de plannen; zeker zal dit het ge val zijn als b. en w. erin slagen van de minister

Raadsnotulen en jaarverslagen

Breda - Notulen van de gemeenteraad | 1976 | | pagina 2192