9 DECEMBER 1976
2203
denkt. Het gaat daarbij om het wonen, het werken
en de voor de komende jaren wenselijk geachte ont
wikkeling van de recreatie in de stad.
Het voorstel dat vanavond wordt behandeld, is
van vergaande betekenis. Zonder andere mogelijkhe
den van gelijke aard met de ter tafel liggende mo
gelijkheid in competitie te brengen, zou een en
ander eigenlijk niet op deze wijze aan de raad
moeten worden gepresenteerd. Een keuze tussen "ja"
of "nee" tegen de Haagse Beemden is, nu er aange
legenheden van zo ver strekkende betekenis in het
geding zijn, in feite ondenkbaar.
Sinds 1971 de heer Geene ging terug tot
1974, hoewel hij ook het jaar 1971 wel in zijn be
toog heeft betrokken is zonder omzien naar die
ene mogelijkheid toegewerkt. Ik kom straks nog
even terug op de raadsvergaderingen waarin in 1971
deze materie aan de orde is gekomen. Het is bekend
dat wij de aanpak die nu is gekozen, betreuren,
zeker omdat wij van mening zijn de heer Geene
heeft ons niet van deze opvatting af kunnen bren
gen dat de van onze kant aangedragen mogelijk
heden kwalitatief beter en aanvaardbaarder zouden
zijn geweest, zeker als men het beleid voor de
toekomst erbij betrekt. Daarbij dient in overwe
ging te worden genomen dat wij vanavond voor een
groot aantal nieuwe raden die ons zullen opvolgen,
dingen vastleggen waarmee zij bij hun besturen
rekening zullen moeten houden. In de voorafgaande
jaren hebben wij duidelijk betoogd en wij zijn
nog steeds van mening dat er bij gebleken bereid
heid van het college en de meerderheidsfracties
mogelijkheden zouden zijn geweest om tot oplossin
gen te komen die een eensgezindere benadering van
de problemen mogelijk zouden hebben gemaakt. Voor
waarde daartoe is steeds geweest dat op grond van
een algeheel beeld van de meest gewenste inrich
ting van stad en regio echte beleidskeuzen zouden
worden gedaan; deze voorwaarde is nog steeds van
kracht. In dit verband hebben wij in ons initia
tief-voorstel nog suggesties gedaan. Graag zouden