2204 9 DECEMBER 1976
wij de heer Geene heeft er al wel op geantwoord
enige reacties van C.D.A.V.V.D. en het colle- 1
ge willen horen.
Er wordt dikwijls aangevoerd dat we in tijd-
nood verkeren; ook de heer Geene heeft dat vana- n
vond weer gedaan en het college spreekt bij monde c
van de wethouder van openbare werken de laatste
tijd zelfs over noodsituaties. Het heeft er de a
schijn van dat het doel in dezen alle middelen s
heiligt en het zou triest zijn als dat inderdaad 1
het geval was. Wanneer men in deze omstandigheden c
nog steeds tijdgebrek en noodsituaties aan de or
de stelt, is dat op zijn minst frappant. We hebben 1
sinds 1971 de tijd gehad om tot andere, meer sa-
menhangende en meer afgewogen besluiten te komen
en om bij de voorbereidingen van die besluiten
dingen met elkaar in competitie te brengen. Be
wust is dat niet nagestreefd en is in de richting
van dat ene doel -- de Haagse Beemden gewerkt.
Het is goed nog even terug te gaan naar 1971,
toen de behandeling van de annexatie aan de orde
was. Tijdens die behandeling is door de meerder
heid van de raad een motie aanvaard waarin onder
meer stond dat de gemeenteraad van Breda besloot
initiatieven te nemen om met de medewerking van de
gemeentebesturen en andere instanties die het aan
gaat, te komen tot een basis- en structuurplan
voor stad, regio en gewest in West-Brabant. De an
dere twee delen van de motie hadden betrekking op
de annexatie, maar de bedoeling die men met de
door mij aangehaalde passage had, was dat vanaf
dat ogenblik zou worden bezien welke ontwikkelin
gen voor de stad de beste waren. De motie werd
aangenomen, maar het college legde haar naast zich
neer, ondanks het feit dat wij er bij herhaling op
hebben aangedrongen de uitvoering van de motie op
gang te brengen. De heer Geene heeft in 1975 ge
zegd dat hij het betreurde dat er geen totaal
structuurplan voor regio en gewest was vastge
steld, zodat een dergelijk plan niet als uitgangs
punt kon dienen. Op dit ogenblik is dat
a