2 i 2
9 DECEMBER 1976
grootschalige aangelegenheid die van veel kanten
is bekeken en bestudeerd. Dit kan niet worden ont
kend, maar wanneer men bij dat bestuderen een an
dere optiek kiest komt men tot andere uitkomsten.
Bij het bezien van het structuurplan Haagse Beem
den hebben wij naar ik meen veel meer dan de an
dere fracties gelet op de consequenties voor Breda
zelf, voor de oude woonbuurten. Aangezien daarover
tijdens de behandeling van de verstedelijkingsnota
en de bespreking van de begroting voor 1977 al het
nodige is gezegd, hoef ik er niet meer op terug
te komen, te meer daar ons standpunt duidelijk in
het eerste initiatief-voorstel staat.
Ik meen dat wij ons ook hebben onderscheiden
door een duidelijke relatie met de randstadspro-
blematiek te leggen. In de randstad is namelijk al
verpaupering aan de gang en er zijn onvoldoende
voorzieningen getroffen om te voorkomen dat die
verpaupering zich voortzet, waar Breda wellicht
wel bij vaart. In dit verband is het interessant
dat de burgemeester van Nieuw-Ginnekende heer
Van de Ven, nog onlangs in stadsgewestelijk ver
band heeft betoogd dat er een stop op de woonmi-
gratie moet komen. Zijns inziens trekken er veel
te veel mensen uit de randstad hier naar toe omdat
de woonomstandigheden daar niet goed zijn, terwijl
ze echter wel in de randstad blijven werken, het
geen erop duidt dat er structureel iets aan de
hand is. Ik ben blij dat de heer Geene nu al zo
ver is dat hij inziet dat het wellicht noodzake
lijk zal zijn met overheden in de randstad overleg
te plegen. Deze opening is tot op heden niet gebo
den. Wij zouden de C.D.A.-fractie nog eens met
klem willen wijzen op onze suggestie die erop
neerkomt dat de wenselijkheid van een overloopplan
zou moeten worden overdacht.
Het tweede onderwerp waarop ik wil ingaan is
de gesloten, overhaaste en onvolledige planvorming.
Nu Breda door de vermoedelijke aanvaarding van het
collegevoorstel echt een groeistad gaat worden,
willen wij nog eens vaststellen dat de